TY - BOOK
T1 - Zandspiering in het Amelander Zeegat
T2 - T1-meting voorjaar 2019
AU - van Hal, Ralf
AU - Volwater, Joey
N1 - Project number: 4316100199
PY - 2019/11
Y1 - 2019/11
N2 - Sinds 2017 loopt het onderzoeksprogramma Kustgenese 2.0 met het doel ‘Het genereren van kennis om vanaf 2020 goed onderbouwd besluiten te kunnen nemen over beleid en beheer van het Nederlandse zandige kustsysteem’. Onderdeel van dit programma is de van maart 2018 tot februari 2019 uitgevoerde pilotsuppletie in het Amelander Zeegat. Rondom deze suppletie is er onderzoek verricht binnen de onderzoekslijnen morfologie en ecologie. Voor de onderzoekslijn ecologie is o.a. in september 2017 en juni 2018 een bemonstering van zandspiering uitgevoerd om een basisbeeld en uitgangssituatie (T0-situatie), te krijgen van deze soortsgroep in het Amelander Zeegat. Als vervolg hierop is in juni 2019 een bemonstering (T1-situatie) uitgevoerd welke in het voorliggende rapport wordt beschreven. Met behulp van de zandspieringkor is in de nachten van 3 – 5 juni 2019 gevist op 39 locaties. Deze locaties waren vergelijkbaar met die tijdens de bemonstering in september 2017 en juni 2018 aangevuld met vijf locaties op de uitgevoerde pilotsuppletie. Aanvullend is op 37 van deze locaties een sedimentmonster genomen met een Van Veenhapper waarvan de korrelgroottesamenstelling is bepaald. In totaal zijn er 678 zandspieringen gevangen, waarvan 580 gedetermineerd als kleine zandspiering (Ammodytes tobianus), 59 als Noorse zandspiering (Ammodytes marinus) en 39 als smelt (Hyperoplus lanceolatus). Deze waren gevangen in 25 van de 39 trekken, met de hoogste aantallen op de suppletie en de direct ten zuiden en oosten liggende gebieden. De concentratie in dit gebied, met maar beperkte aantallen in zuidelijkere locaties dichter bij het Borndiep is opvallend ten opzichte van de eerdere bemonsteringen. Naast zandspieren werden er ook platvissen gevangen. Schol (Pleuronectes platessa) werd in 38 van 39 trekken gevangen en was in hoge aantallen aanwezig, ook op de suppletie. Schelpdieren werden in lagere aantallen aangetroffen in vergelijking met de eerdere bemonsteringen. Schelpdieren werden ook gevangen op de suppletie. De sedimentsamenstelling liet een vergelijkbaar beeld zien als in september 2017 met fijn zand (125–250 μm) in het grootste deel van de buitendelta, en medium zand (250-500 μm) op enkele locaties in het zuiden. De suppletie wijkt in korrelgrootte niet af van het omliggende gebied. Omdat de korrelgrootte niet onderscheidend is lijkt dit ook geen verklaring voor de hogere aanwezigheid van zandspiering op de suppletie. Eerder in het gebied aangetroffen soorten zijn ook op de suppletielocatie aangetroffen. In het geval van zandspiering zelfs in hoge aantallen. Het aanleggen van de suppletie lijkt dus niet te hebben geleid tot een negatieve verandering in de bemonsterde visgemeenschap.
AB - Sinds 2017 loopt het onderzoeksprogramma Kustgenese 2.0 met het doel ‘Het genereren van kennis om vanaf 2020 goed onderbouwd besluiten te kunnen nemen over beleid en beheer van het Nederlandse zandige kustsysteem’. Onderdeel van dit programma is de van maart 2018 tot februari 2019 uitgevoerde pilotsuppletie in het Amelander Zeegat. Rondom deze suppletie is er onderzoek verricht binnen de onderzoekslijnen morfologie en ecologie. Voor de onderzoekslijn ecologie is o.a. in september 2017 en juni 2018 een bemonstering van zandspiering uitgevoerd om een basisbeeld en uitgangssituatie (T0-situatie), te krijgen van deze soortsgroep in het Amelander Zeegat. Als vervolg hierop is in juni 2019 een bemonstering (T1-situatie) uitgevoerd welke in het voorliggende rapport wordt beschreven. Met behulp van de zandspieringkor is in de nachten van 3 – 5 juni 2019 gevist op 39 locaties. Deze locaties waren vergelijkbaar met die tijdens de bemonstering in september 2017 en juni 2018 aangevuld met vijf locaties op de uitgevoerde pilotsuppletie. Aanvullend is op 37 van deze locaties een sedimentmonster genomen met een Van Veenhapper waarvan de korrelgroottesamenstelling is bepaald. In totaal zijn er 678 zandspieringen gevangen, waarvan 580 gedetermineerd als kleine zandspiering (Ammodytes tobianus), 59 als Noorse zandspiering (Ammodytes marinus) en 39 als smelt (Hyperoplus lanceolatus). Deze waren gevangen in 25 van de 39 trekken, met de hoogste aantallen op de suppletie en de direct ten zuiden en oosten liggende gebieden. De concentratie in dit gebied, met maar beperkte aantallen in zuidelijkere locaties dichter bij het Borndiep is opvallend ten opzichte van de eerdere bemonsteringen. Naast zandspieren werden er ook platvissen gevangen. Schol (Pleuronectes platessa) werd in 38 van 39 trekken gevangen en was in hoge aantallen aanwezig, ook op de suppletie. Schelpdieren werden in lagere aantallen aangetroffen in vergelijking met de eerdere bemonsteringen. Schelpdieren werden ook gevangen op de suppletie. De sedimentsamenstelling liet een vergelijkbaar beeld zien als in september 2017 met fijn zand (125–250 μm) in het grootste deel van de buitendelta, en medium zand (250-500 μm) op enkele locaties in het zuiden. De suppletie wijkt in korrelgrootte niet af van het omliggende gebied. Omdat de korrelgrootte niet onderscheidend is lijkt dit ook geen verklaring voor de hogere aanwezigheid van zandspiering op de suppletie. Eerder in het gebied aangetroffen soorten zijn ook op de suppletielocatie aangetroffen. In het geval van zandspiering zelfs in hoge aantallen. Het aanleggen van de suppletie lijkt dus niet te hebben geleid tot een negatieve verandering in de bemonsterde visgemeenschap.
UR - https://edepot.wur.nl/507496
U2 - 10.18174/507496
DO - 10.18174/507496
M3 - Report
T3 - Wageningen Marine Research rapport
BT - Zandspiering in het Amelander Zeegat
PB - Wageningen Marine Research
CY - IJmuiden
ER -