TY - BOOK
T1 - Verspreiding van Meloidogyne enterolobii in eb-vloed watergeefsystemen
AU - Peters, R.
AU - Visser, J.H.M.
PY - 2024
Y1 - 2024
N2 - Meloidogyne enterolobii is een zeer schadelijk, tropisch wortelknobbelaaltje dat van nature niet in Nederland voorkomt. Sinds 11 april 2022 is M. enterolobii een EU-quarantaineorganisme. In de afgelopen jaren is de nematode meerdere keren in importpartijen van potplanten aangetoond en de kans op een introductie is als relatief groot beoordeeld. Risicovol geïmporteerd plantmateriaal komt vanuit het buitenland (hoofdzakelijk China) bij bedrijven terecht, die het verder opkweken en verhandelen. Veel van deze bedrijven maken gebruik van een zogenaamd eb-vloed watergeefsysteem, waarbij water in een blok of op een tafel met daarop potten wordt gezet en na verloop van tijd weer wordt afgelaten. Door de toename van het aantal vondsten en het feit dat met M. enterolobii besmette planten vaak in een eb-vloed watergeefsysteem worden geteeld is de vraag ontstaan wat het risico is op verspreiding van M. enterolobii binnen de kweekbedrijven en daarmee dus ook in de rest van de keten, in dit type watergeefsysteem. In dit project zijn van een tweetal waardplanten, namelijk tomaat (Solanum lycopersicum cv. ‘Dometica’) en bonsai’s van de Japanse iep (Zelkova`s, Zelkova serrata) met en zonder M. enterolobii-besmetting als toetsplanten gebruikt. De besmetting van de tomatenzaailingen was kunstmatig via inoculatie met 500 juvenielen M. enterolobii per pot (19 planten), de besmette Zelkova`s waren afkomstig van een onderschepte partij en waren van nature met M. enterolobii besmet (3 planten). Naast de besmette planten werden ook van elke soort een aantal niet besmette planten onderzocht, bij de tomaten waren dit nietgeïnoculeerde planten (5 planten), bij de Zelkova`s planten uit de onderschepte partij die geen symptomen (knobbelvorming) van besmetting in het wortelstelsel vertoonden (2 planten). Om voorafgaand aan het inzetten van het eb-vloed experiment een indruk te verkrijgen van de mate van besmetting, is van vijf van de besmette tomatenplanten de beginbesmetting bepaald. Dit is gebeurd door het wortelstelsel fijn te knippen (ca. 2 cm), vier weken te incuberen in een mistkast en vervolgens de volledige suspensie microscopisch te tellen. De besmetting in de vijf planten varieerde van 11.600 tot 29.200 M. enterolobii aaltjes per wortelstelsel, met een gemiddelde van ca. 18.000 M. enterolobii aaltjes op een wortelstelsel van gemiddeld 192 gram. De gemiddelde besmetting per gram wortel bedroeg 197 M. enterolobii aaltjes. De overgebleven tomatenplanten en de Zelkova’s werden vervolgens acht weken in bakken gezet, bij een temperatuur van 18/22 °C nacht/dag, waarin eenmaal per week een eb-vloedbehandeling werd toegepast. Voor het uitvoeren van de eb-vloedbeurten werd water in de bakken gezet totdat de potten (tomatenplanten) of porseleinen bakjes (Zelkova`s) tot ca. 1/4e van hun hoogte in het water stonden. Voor de tomaten was dit ca. 4,5 cm, en voor de Zelkova`s ca. 2 cm. Het water bleef 25 minuten staan, waarna het water werd afgelaten. Nadat de aaltjes waren bezonken werd de suspensie afgezogen tot een klein volume en in zijn geheel geteld. In het eb-vloed water van 57% van de tomatenplanten werden enkele (max. 7) M. enterolobii aaltjes aangetroffen. In het eb-vloed water van de Zelkova`s waren dit er met name in de eerste weken veel meer (1-14, met een uitschieter van in totaal 52 M. enterolobii aaltjes). Mogelijk speelt het pottype hierbij een rol, de bakken van de Zelkova`s hadden aan de onderzijde een centraal, relatief groot gat, terwijl de potten van de tomatenplanten meer verspreide, kleinere gaten hadden. De Pf-bepaling (besmetting na de 8 weken met de eb-vloed watergiften) werd op dezelfde wijze uitgevoerd als de Pi-bepaling. De Pf liep uiteen van 340 – 13.600 M. enterolobii aaltjes per plant, met een mediaan van 7.630 aaltjes per plant. De Pf lag daarmee voor alle tomatenplanten lager dan de Pi. In de wortelstelsels van de Zelkova`s met symptomen van besmetting werden geen M. enterolobii aaltjes meer aangetroffen. Voor dit verschijnsel kon geen sluitende verklaring worden gevonden. Er bleek geen relatie te zijn tussen het aantal M. enterolobii aaltjes dat werd aangetroffen in het eb-vloed water en de mate van besmetting van de tomatenplanten (Pf). Uit deze proef kan geconcludeerd worden dat eb-vloed watergeefsystemen een risico vormen voor de verspreiding van M. enterolobii.
AB - Meloidogyne enterolobii is een zeer schadelijk, tropisch wortelknobbelaaltje dat van nature niet in Nederland voorkomt. Sinds 11 april 2022 is M. enterolobii een EU-quarantaineorganisme. In de afgelopen jaren is de nematode meerdere keren in importpartijen van potplanten aangetoond en de kans op een introductie is als relatief groot beoordeeld. Risicovol geïmporteerd plantmateriaal komt vanuit het buitenland (hoofdzakelijk China) bij bedrijven terecht, die het verder opkweken en verhandelen. Veel van deze bedrijven maken gebruik van een zogenaamd eb-vloed watergeefsysteem, waarbij water in een blok of op een tafel met daarop potten wordt gezet en na verloop van tijd weer wordt afgelaten. Door de toename van het aantal vondsten en het feit dat met M. enterolobii besmette planten vaak in een eb-vloed watergeefsysteem worden geteeld is de vraag ontstaan wat het risico is op verspreiding van M. enterolobii binnen de kweekbedrijven en daarmee dus ook in de rest van de keten, in dit type watergeefsysteem. In dit project zijn van een tweetal waardplanten, namelijk tomaat (Solanum lycopersicum cv. ‘Dometica’) en bonsai’s van de Japanse iep (Zelkova`s, Zelkova serrata) met en zonder M. enterolobii-besmetting als toetsplanten gebruikt. De besmetting van de tomatenzaailingen was kunstmatig via inoculatie met 500 juvenielen M. enterolobii per pot (19 planten), de besmette Zelkova`s waren afkomstig van een onderschepte partij en waren van nature met M. enterolobii besmet (3 planten). Naast de besmette planten werden ook van elke soort een aantal niet besmette planten onderzocht, bij de tomaten waren dit nietgeïnoculeerde planten (5 planten), bij de Zelkova`s planten uit de onderschepte partij die geen symptomen (knobbelvorming) van besmetting in het wortelstelsel vertoonden (2 planten). Om voorafgaand aan het inzetten van het eb-vloed experiment een indruk te verkrijgen van de mate van besmetting, is van vijf van de besmette tomatenplanten de beginbesmetting bepaald. Dit is gebeurd door het wortelstelsel fijn te knippen (ca. 2 cm), vier weken te incuberen in een mistkast en vervolgens de volledige suspensie microscopisch te tellen. De besmetting in de vijf planten varieerde van 11.600 tot 29.200 M. enterolobii aaltjes per wortelstelsel, met een gemiddelde van ca. 18.000 M. enterolobii aaltjes op een wortelstelsel van gemiddeld 192 gram. De gemiddelde besmetting per gram wortel bedroeg 197 M. enterolobii aaltjes. De overgebleven tomatenplanten en de Zelkova’s werden vervolgens acht weken in bakken gezet, bij een temperatuur van 18/22 °C nacht/dag, waarin eenmaal per week een eb-vloedbehandeling werd toegepast. Voor het uitvoeren van de eb-vloedbeurten werd water in de bakken gezet totdat de potten (tomatenplanten) of porseleinen bakjes (Zelkova`s) tot ca. 1/4e van hun hoogte in het water stonden. Voor de tomaten was dit ca. 4,5 cm, en voor de Zelkova`s ca. 2 cm. Het water bleef 25 minuten staan, waarna het water werd afgelaten. Nadat de aaltjes waren bezonken werd de suspensie afgezogen tot een klein volume en in zijn geheel geteld. In het eb-vloed water van 57% van de tomatenplanten werden enkele (max. 7) M. enterolobii aaltjes aangetroffen. In het eb-vloed water van de Zelkova`s waren dit er met name in de eerste weken veel meer (1-14, met een uitschieter van in totaal 52 M. enterolobii aaltjes). Mogelijk speelt het pottype hierbij een rol, de bakken van de Zelkova`s hadden aan de onderzijde een centraal, relatief groot gat, terwijl de potten van de tomatenplanten meer verspreide, kleinere gaten hadden. De Pf-bepaling (besmetting na de 8 weken met de eb-vloed watergiften) werd op dezelfde wijze uitgevoerd als de Pi-bepaling. De Pf liep uiteen van 340 – 13.600 M. enterolobii aaltjes per plant, met een mediaan van 7.630 aaltjes per plant. De Pf lag daarmee voor alle tomatenplanten lager dan de Pi. In de wortelstelsels van de Zelkova`s met symptomen van besmetting werden geen M. enterolobii aaltjes meer aangetroffen. Voor dit verschijnsel kon geen sluitende verklaring worden gevonden. Er bleek geen relatie te zijn tussen het aantal M. enterolobii aaltjes dat werd aangetroffen in het eb-vloed water en de mate van besmetting van de tomatenplanten (Pf). Uit deze proef kan geconcludeerd worden dat eb-vloed watergeefsystemen een risico vormen voor de verspreiding van M. enterolobii.
UR - https://edepot.wur.nl/659008
U2 - 10.18174/659008
DO - 10.18174/659008
M3 - Report
T3 - Rapport / Stichting Wageningen Research, Wageningen Plant Research, Business unit Open Teelten
BT - Verspreiding van Meloidogyne enterolobii in eb-vloed watergeefsystemen
PB - Wageningen Plant Research
CY - Wageningen
ER -