TY - BOOK
T1 - Verkenning leren en evalueren transitie landelijk gebied : scopingnotitie lerende evaluatie transitie landelijk gebied
AU - Huitzing, Hiddo
AU - Nabielek, Pia
AU - van den Berg, Arlette
AU - Boezeman, Daan
AU - Boonstra, Hidde
AU - Kuindersma, Wiebren
AU - Loeber, Anne
AU - Verwoerd, Lisa
PY - 2023
Y1 - 2023
N2 - In het landelijk gebied liggen grote maatschappelijke opgaven. Het gaat daarbij om de natuur te herstellen, de waterkwaliteit en -kwantiteit te verbeteren, de broeikasgasuitstoot van landbouw en landgebruik te reduceren en tegelijkertijd de leefbaarheid, identiteit en sociaaleconomisch perspec-tief van het landelijk gebied te behouden of te verbeteren. Het Nederlandse beleid zet sinds 2022 in op een samenhangende, gebiedsgerichte aanpak om te komen tot een ‘leefbaar, gezond en vitaal’ landelijk gebied’. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) bereidt in samenwerking met de Vrije Universiteit (VU) en Wageningen University & Research (WUR) een Lerende Evaluatie Transitie Landelijk Gebied voor. De lerende evaluatie heeft als doel om handelingsperspectieven te ontwik-kelen hoe de rijksoverheid en medeoverheden de transformatie naar een toekomstbestendig lan-delijk gebied in 2050 kan versnellen. PBL, VU en WUR spreken van een transformatie omdat de Nederlandse overheid het belang onder-schrijft om deze grote opgaven in samenhang op te pakken. Met de komst van het Nationaal Pro-gramma Landelijk Gebied (NPLG) richten rijksoverheid en medeoverheden zich op een gecombineerde aanpak van internationale verplichtingen voor natuur (stikstof), klimaat en water. Als deze verplichtingen behaald worden heeft dat grote gevolgen voor het Nederlandse platteland. De combinatie van doelen en hoofdopgaven van het NPLG impliceert een samenspel van ingrij-pende, systemische veranderingen (‘transities’) op gebied van voedselproductie en -consumptie, natuurherstel, waterhuishouding en landgebruik. Deze meervoudige transities grijpen op elkaar in en zijn gezamenlijk ook te begrijpen als een (maatschappelijke) transformatie. Tegelijkertijd bestaat er nog enige onzekerheid over waarheen de transformatie moet leiden: wat is een toekomstbestendig landelijk gebied concreet en wat betekent dit voor een bepaalde provincie of een bepaald gebied? Zoals deze verkenning laat zien wordt het NPLG ervaren als een gezamen-lijke zoektocht van Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Om ruimte te creëren voor deze zoektocht hanteert het beleid een adaptieve en iteratieve sturingsaanpak. De lerende evaluatie draagt bij om het zoeken gerichter te maken, met het voornaamste doel om handelingsopties te formuleren die de kwaliteit van het beleid verbeteren. Lerend evalueren is een middel om de reflec-tie te stimuleren over hoe het beleid deze transformatie vorm en richting kan geven. De focus van de lerende evaluatie ligt op de NPLG sturingsaanpak en hoe deze aanpak bijdraagt aan een beleidsarrangement dat transformatie ondersteunt. Een beleidsarrangement is ruwweg het geheel aan organisatie en inhoud rondom een bepaalde beleidsopgave, hier: de inhoud van het beleid en de manier waarop overheden en maatschappelijke partijen zich organiseren om te wer-ken aan een transitie van het landelijk gebied. Het beleidsarrangement is daarmee per definitie bre-der dan het NPLG, omdat ook andere beleidstrajecten inspelen op deze opgave. Om de bijdrage van de NPLG-sturingsaanpak te bestuderen en te evalueren, maken PBL, VU en WUR gebruik van een evaluatiekader dat uitgaat van het perspectief ‘transformerend vermogen’. Transformerend vermogen richt zich op het vermogen van beleidsbetrokkenen, en de randvoor-waarden waarmee deze actoren te maken hebben, om richtinggevend, adaptief, systeem-innova-tief en legitimerend aan de slag te gaan met een transformatieopgave. We kijken daarbij specifiek naar welke rol beleidsbetrokkenen hebben om partijen bij elkaar te brengen, middelen te verdelen en gezamenlijk tot actie te komen. In het nog te publiceren plan van aanpak werken PBL, VU en WUR verder uit hoe het evaluatiekader empirisch wordt toegepast.
AB - In het landelijk gebied liggen grote maatschappelijke opgaven. Het gaat daarbij om de natuur te herstellen, de waterkwaliteit en -kwantiteit te verbeteren, de broeikasgasuitstoot van landbouw en landgebruik te reduceren en tegelijkertijd de leefbaarheid, identiteit en sociaaleconomisch perspec-tief van het landelijk gebied te behouden of te verbeteren. Het Nederlandse beleid zet sinds 2022 in op een samenhangende, gebiedsgerichte aanpak om te komen tot een ‘leefbaar, gezond en vitaal’ landelijk gebied’. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) bereidt in samenwerking met de Vrije Universiteit (VU) en Wageningen University & Research (WUR) een Lerende Evaluatie Transitie Landelijk Gebied voor. De lerende evaluatie heeft als doel om handelingsperspectieven te ontwik-kelen hoe de rijksoverheid en medeoverheden de transformatie naar een toekomstbestendig lan-delijk gebied in 2050 kan versnellen. PBL, VU en WUR spreken van een transformatie omdat de Nederlandse overheid het belang onder-schrijft om deze grote opgaven in samenhang op te pakken. Met de komst van het Nationaal Pro-gramma Landelijk Gebied (NPLG) richten rijksoverheid en medeoverheden zich op een gecombineerde aanpak van internationale verplichtingen voor natuur (stikstof), klimaat en water. Als deze verplichtingen behaald worden heeft dat grote gevolgen voor het Nederlandse platteland. De combinatie van doelen en hoofdopgaven van het NPLG impliceert een samenspel van ingrij-pende, systemische veranderingen (‘transities’) op gebied van voedselproductie en -consumptie, natuurherstel, waterhuishouding en landgebruik. Deze meervoudige transities grijpen op elkaar in en zijn gezamenlijk ook te begrijpen als een (maatschappelijke) transformatie. Tegelijkertijd bestaat er nog enige onzekerheid over waarheen de transformatie moet leiden: wat is een toekomstbestendig landelijk gebied concreet en wat betekent dit voor een bepaalde provincie of een bepaald gebied? Zoals deze verkenning laat zien wordt het NPLG ervaren als een gezamen-lijke zoektocht van Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Om ruimte te creëren voor deze zoektocht hanteert het beleid een adaptieve en iteratieve sturingsaanpak. De lerende evaluatie draagt bij om het zoeken gerichter te maken, met het voornaamste doel om handelingsopties te formuleren die de kwaliteit van het beleid verbeteren. Lerend evalueren is een middel om de reflec-tie te stimuleren over hoe het beleid deze transformatie vorm en richting kan geven. De focus van de lerende evaluatie ligt op de NPLG sturingsaanpak en hoe deze aanpak bijdraagt aan een beleidsarrangement dat transformatie ondersteunt. Een beleidsarrangement is ruwweg het geheel aan organisatie en inhoud rondom een bepaalde beleidsopgave, hier: de inhoud van het beleid en de manier waarop overheden en maatschappelijke partijen zich organiseren om te wer-ken aan een transitie van het landelijk gebied. Het beleidsarrangement is daarmee per definitie bre-der dan het NPLG, omdat ook andere beleidstrajecten inspelen op deze opgave. Om de bijdrage van de NPLG-sturingsaanpak te bestuderen en te evalueren, maken PBL, VU en WUR gebruik van een evaluatiekader dat uitgaat van het perspectief ‘transformerend vermogen’. Transformerend vermogen richt zich op het vermogen van beleidsbetrokkenen, en de randvoor-waarden waarmee deze actoren te maken hebben, om richtinggevend, adaptief, systeem-innova-tief en legitimerend aan de slag te gaan met een transformatieopgave. We kijken daarbij specifiek naar welke rol beleidsbetrokkenen hebben om partijen bij elkaar te brengen, middelen te verdelen en gezamenlijk tot actie te komen. In het nog te publiceren plan van aanpak werken PBL, VU en WUR verder uit hoe het evaluatiekader empirisch wordt toegepast.
M3 - Report
BT - Verkenning leren en evalueren transitie landelijk gebied : scopingnotitie lerende evaluatie transitie landelijk gebied
PB - PBL Planbureau voor de Leefomgeving
CY - Den Haag
ER -