Veranderingen in draagkracht van het IJsselmeer en Markermeer voor vis

Research output: Book/ReportReportProfessional

Abstract

In het kader van het visserijbeheer van het IJsselmeergebied wordt nieuw instrumentarium ontwikkeld om de toestand van visbestanden beter te kunnen beschrijven en visserijmaatregelen beter af te stemmen op beleidsdoelen ter verbetering van de visstand en de visserijmogelijkheden. Een belangrijke vraag daarbij is in hoeverre de draagkracht van het IJsselmeer en Markermeer voor vis is veranderd. Daarbij wordt als definitie van draagkracht gehanteerd hoeveel vis maximaal kan voorkomen of kan worden geproduceerd in het IJsselmeergebied, gegeven de ecologische randvoorwaarden van het ecosysteem. In dit rapport wordt op basis van wetenschappelijke literatuur en reeds beschikbare gegevens over visstand en visserij in het IJsselmeergebied een inschatting gemaakt van veranderingen in de draagkracht sinds ca 1990 als input voor modellen die de ruimte voor een duurzame visserij onderzoeken. De belangrijkste reden achter de hypothese dat de draagkracht afgenomen is, is de fosfaatbelasting die met een factor 4-5 is afgenomen sinds 1990. Op basis van in wetenschappelijk gepubliceerde empirische vergelijkingen tussen fosfaatgehalte en visstand, visproductie en commerciële vangsten zou dan de draagkracht voor de commerciële visbestanden met een factor 2-3 afgenomen kunnen zijn. Voor de meeste soorten zien we inderdaad een afname in de visbiomassa en in de aanlandingen in die orde van grootte over de afgelopen drie decennia. Veranderingen in visgemeenschappen en commerciële visvangsten die konden worden toegeschreven aan veranderingen in fosfaatbelasting in andere grote meren in Europa en Noord-Amerika ondersteunen dat deze grootteorde realistisch is. De afname in visbestanden en commerciële vangsten volgt echter niet eenduidig de afname in fosfaat. De reden hiervoor is waarschijnlijk dat veranderingen in de visserij (zowel de totale visserijdruk als op welke soorten meer of minder gericht is gevist) ook van invloed zijn geweest op de bestanden en aanlandingen. Voor snoekbaars bijvoorbeeld is in recente jaren ondanks lage fosfaatconcentraties een sterke toename in visbiomassa en vangsten waargenomen na de aanzienlijke nettenreductie van 2014, waarschijnlijk doordat langdurige hoge visserijdruk in de periode voor 2014 het effect van een verandering in draagkracht grotendeels heeft gemaskeerd. Een andere indicatie voor dat draagkracht een beperkende factor voor de productie van jonge vis kan zijn is dat de groei van nuljarige vis (lengte aan het eind van het groeiseizoen) in enige mate dichtheidsafhankelijk is, dat wil zeggen dat bij grotere hoeveelheden jonge vis de groei vertraagt door concurrentie om voedsel. De groei van nuljarige vis wordt echter in veel sterkere mate bepaald door de watertemperatuur. Bij snoekbaars speelt ook een rol of spiering beschikbaar is. In het IJsselmeer groeit spiering sneller dan in het Markermeer en is spiering in sommige jaren net te groot voor nuljarige snoekbaars waardoor de groei achterblijft. In het Markermeer, waar spiering minder hard groeit, is nuljarige spiering elk jaar benutbaar. Andere factoren zoals predatie door vogels en de opkomst van invasieve soorten, zowel in de bodemfauna als vissoorten als zwartbekgrondel, spelen mogelijk ook een rol in veranderingen in draagkracht maar daarvoor werden geen eenduidige aanwijzingen gevonden.
Original languageDutch
Place of PublicationIJmuiden
PublisherWageningen Marine Research
Number of pages69
DOIs
Publication statusPublished - 2023

Publication series

NameWageningen Marine Research rapport
No.C030/23

Cite this