TY - BOOK
T1 - Tussenrapportage monitoring off-bottom oesterkweek experimenten in de Oosterschelde
T2 - Resultaten BOKX project 2016-2019
AU - Kamermans, Pauline
AU - Tonk, Linda
AU - Ysebaert, Tom
N1 - Project number: 4313200012
PY - 2020
Y1 - 2020
N2 - De oesterkweek in de Oosterschelde ondervindt een probleem met niet inheemse oesterboorders die tot sterfte leiden van oesters op kweekpercelen. Daarnaast is sinds 2010 aangetoond dat er in de Oosterschelde een oester herpes virus voorkomt waardoor er met name bij de jonge oesters een veel hogere sterfte optreedt dan voorheen. Om te komen tot herstel van de oesterproductie hebben de Nederlandse Oestervereniging (NOV), de Provincie Zeeland en het ministerie van LNV een Plan van Aanpak opgesteld om, onder andere met behulp van voor Nederland nieuwe technieken, de problemen te beheersen. Door op verschillende locaties ervaring op te doen met nieuwe technieken kunnen de resultaten met elkaar worden vergeleken. Een dergelijke vergelijking geeft de kwekers meer inzicht in de voor- en nadelen van het gebruik van verschillende locaties en methoden in de Oosterschelde. De nieuwe technieken hebben allemaal betrekking op off-bottom kweek van oesters. De kweekactiviteiten worden begeleid door Wageningen Marine Research met onderzoek naar de effectiviteit en de effecten op de natuur. De resultaten laten zien dat de nieuwe techniek van off-bottom teelt goede groei van oesters laat zien. Off-bottom teelt van oesters heeft geen effect op het slibgehalte van het sediment. Voor het bepalen van effecten op de aanwezigheid van bodemdiatomeeën zijn nog onvoldoende gegevens beschikbaar. Op off-bottom percelen is de aanwezigheid van de Wulp en ganzen lager (en dan met name in de wintermaanden), vergelijkbaar voor eenden en hoger voor reigers. De aantallen Steenloper, Zilverplevier, Bergeend, Scholekster, Grutto, Strandloper, Tureluur, Smient, Pijlstaart, Middelste zaagbek, Lepelaar, Visdiefje, Kleine zilverreiger, Kauw, Aalscholver en Fuut zijn te laag om uitspraken te kunnen doen over het effect van off-bottom teelt op aanwezigheid van deze vogelsoorten. De aanbevelingen voor vervolgonderzoek betreffen: • Vergelijken van slib- en chlorofylgehalte van het sediment van off-bottom percelen met dat van referentiepercelen. • Uitbreiden van analyse met foto’s camera’s om meer inzicht te krijgen in aanwezigheid van vogelsoorten tijdens zomermaanden en van vogelsoorten met lagere dichtheden over het hele jaar (Steenloper, Zilverplevier, Bergeend, Scholekster, Grutto, Strandloper, Tureluur, Smient, Pijlstaart, Middelste zaagbek, Lepelaar, Visdiefje, Kleine zilverreiger, Kauw, Aalscholver en Fuut). • Analyseren met foto’s camera’s van het eventuele effect van de aanwezigheid van kwekers op de aanwezigheid van vogels.
AB - De oesterkweek in de Oosterschelde ondervindt een probleem met niet inheemse oesterboorders die tot sterfte leiden van oesters op kweekpercelen. Daarnaast is sinds 2010 aangetoond dat er in de Oosterschelde een oester herpes virus voorkomt waardoor er met name bij de jonge oesters een veel hogere sterfte optreedt dan voorheen. Om te komen tot herstel van de oesterproductie hebben de Nederlandse Oestervereniging (NOV), de Provincie Zeeland en het ministerie van LNV een Plan van Aanpak opgesteld om, onder andere met behulp van voor Nederland nieuwe technieken, de problemen te beheersen. Door op verschillende locaties ervaring op te doen met nieuwe technieken kunnen de resultaten met elkaar worden vergeleken. Een dergelijke vergelijking geeft de kwekers meer inzicht in de voor- en nadelen van het gebruik van verschillende locaties en methoden in de Oosterschelde. De nieuwe technieken hebben allemaal betrekking op off-bottom kweek van oesters. De kweekactiviteiten worden begeleid door Wageningen Marine Research met onderzoek naar de effectiviteit en de effecten op de natuur. De resultaten laten zien dat de nieuwe techniek van off-bottom teelt goede groei van oesters laat zien. Off-bottom teelt van oesters heeft geen effect op het slibgehalte van het sediment. Voor het bepalen van effecten op de aanwezigheid van bodemdiatomeeën zijn nog onvoldoende gegevens beschikbaar. Op off-bottom percelen is de aanwezigheid van de Wulp en ganzen lager (en dan met name in de wintermaanden), vergelijkbaar voor eenden en hoger voor reigers. De aantallen Steenloper, Zilverplevier, Bergeend, Scholekster, Grutto, Strandloper, Tureluur, Smient, Pijlstaart, Middelste zaagbek, Lepelaar, Visdiefje, Kleine zilverreiger, Kauw, Aalscholver en Fuut zijn te laag om uitspraken te kunnen doen over het effect van off-bottom teelt op aanwezigheid van deze vogelsoorten. De aanbevelingen voor vervolgonderzoek betreffen: • Vergelijken van slib- en chlorofylgehalte van het sediment van off-bottom percelen met dat van referentiepercelen. • Uitbreiden van analyse met foto’s camera’s om meer inzicht te krijgen in aanwezigheid van vogelsoorten tijdens zomermaanden en van vogelsoorten met lagere dichtheden over het hele jaar (Steenloper, Zilverplevier, Bergeend, Scholekster, Grutto, Strandloper, Tureluur, Smient, Pijlstaart, Middelste zaagbek, Lepelaar, Visdiefje, Kleine zilverreiger, Kauw, Aalscholver en Fuut). • Analyseren met foto’s camera’s van het eventuele effect van de aanwezigheid van kwekers op de aanwezigheid van vogels.
UR - https://edepot.wur.nl/519077
U2 - 10.18174/519077
DO - 10.18174/519077
M3 - Report
T3 - Wageningen Marine Research rapport
BT - Tussenrapportage monitoring off-bottom oesterkweek experimenten in de Oosterschelde
PB - Wageningen Marine Research
CY - Yerseke
ER -