TY - JOUR
T1 - Surveillance van Shigatoxineproducerende Escherichia coli in Nederland, 2019
AU - Friesema, I.H.M.
AU - Kuiling, Sjoerd
AU - van der Voort, M.
AU - van der Zwaluw, Kim
AU - van den Beld, M.J.C.
AU - in 't Veld, P.H.
AU - Franz, E.
PY - 2020/12
Y1 - 2020/12
N2 - Sinds 1999 wordt Shigatoxineproducerende Escherichia coli (STEC) in Nederland gevolgd met surveillance, bestaande uit een meldingsplicht en laboratoriumsurveillance. In 2019 werden 459 patiënten met een STEC-infectie gemeld, waarvan 35 patiënten met een STEC O157-infectie, 59 met een STEC non-O157-infectie, waaronder 17 STEC O26, en 365 patiënten met STEC zonder verdere typering. Het hemolytisch-uremisch syndroom (HUS) werd gemeld voor 22 patiënten (2x O157, 4x O26, 1x O113 en 15 zonder informatie over O-typering). STEC O157 en STEC O26 blijven de belangrijkste serotypes in Nederland. Voor het vaststellen van mogelijke bronnen van infectie onderzoekt Wageningen Food Safety Research (WFSR) in opdracht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) monsters van voedsel en landbouwhuisdieren op STEC. In de niet-humane isolaten werden voornamelijk STEC O146, O113, O100 en O8 aangetroffen. De overstap naar WGS voor alle STEC-isolaten heeft de clusterdetectie versneld en verbeterd. Er werden in 2019 meerdere WGS-clusters van patiëntisolaten gezien, maar geen met zowel humane als voedselisolaten. Het steeds lagere aantal meldingen van STEC-patiënten waarbij ook een patiëntisolaat werd ingestuurd door het betreffende (regionale) laboratorium (26%), vormt een grote bedreiging voor de surveillance omdat er dan geen goed landelijk beeld is van circulerende typen en er geen adequate uitbraakdetectie/-onderzoek kan worden uitgevoerd.
AB - Sinds 1999 wordt Shigatoxineproducerende Escherichia coli (STEC) in Nederland gevolgd met surveillance, bestaande uit een meldingsplicht en laboratoriumsurveillance. In 2019 werden 459 patiënten met een STEC-infectie gemeld, waarvan 35 patiënten met een STEC O157-infectie, 59 met een STEC non-O157-infectie, waaronder 17 STEC O26, en 365 patiënten met STEC zonder verdere typering. Het hemolytisch-uremisch syndroom (HUS) werd gemeld voor 22 patiënten (2x O157, 4x O26, 1x O113 en 15 zonder informatie over O-typering). STEC O157 en STEC O26 blijven de belangrijkste serotypes in Nederland. Voor het vaststellen van mogelijke bronnen van infectie onderzoekt Wageningen Food Safety Research (WFSR) in opdracht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) monsters van voedsel en landbouwhuisdieren op STEC. In de niet-humane isolaten werden voornamelijk STEC O146, O113, O100 en O8 aangetroffen. De overstap naar WGS voor alle STEC-isolaten heeft de clusterdetectie versneld en verbeterd. Er werden in 2019 meerdere WGS-clusters van patiëntisolaten gezien, maar geen met zowel humane als voedselisolaten. Het steeds lagere aantal meldingen van STEC-patiënten waarbij ook een patiëntisolaat werd ingestuurd door het betreffende (regionale) laboratorium (26%), vormt een grote bedreiging voor de surveillance omdat er dan geen goed landelijk beeld is van circulerende typen en er geen adequate uitbraakdetectie/-onderzoek kan worden uitgevoerd.
M3 - Article
SN - 0925-711X
JO - Infectieziekten bulletin
JF - Infectieziekten bulletin
IS - 12
ER -