Abstract
In het kader van onderzoek naar de ontwikkeling van blauwgraslanden in
de omgeving van Den Bosch is een vijftal blauwgraslanden bemonsterd op
springstaarten. Deze blauwgraslanden hebben een goede natuurkwaliteit
maar verschillen in bodemtype en -vochtigheid. De verzamelde gegevens
dragen in grote mate bij aan de kennis over de springstaartgemeenschappen
van blauwgraslanden, die vanwege hun kwetsbaarheid weinig bemonsterd
worden. Er werden 42 soorten waargenomen. Twee soorten, Lepidocyrtus
ruber en Parisotoma notabilis, besloegen samen ruim zestig procent van het
totale aantal aangetroffen individuen. De aantallen van deze soorten in
onze monsters zijn opmerkelijk. Daarom is van beide soorten in dit artikel
een ecologische beschrijving gegeven. Op basis van het voorkomen in de
hier onderzochte gebieden en aanvullend literatuuronderzoek bevestigen
we het beeld van L. ruber als specialistische soort van vochtige (half)
natuurlijke graslanden. Parisotoma notabilis bleek binnen deze studie een
sterke indicatorsoort te zijn voor de droge, zandige percelen. Buiten het
studiegebied is zijn waarde als indicatorsoort echter twijfelachtig, omdat het
een zeer eurytope soort is. De dichtheid aan springstaarten in de drogere,
weinig verstoorde gebieden is bijzonder hoog te noemen voor graslanden,
namelijk zo’n 80.000 individuen per m2. Dit is een indicatie voor een goede
bodemontwikkeling. Uit het onderzoek komen groepen springstaarten
naar voren die binnen deze graslanden indicatief zijn voor de mate van
verdroging, verstoring en bodemtype. De hier verzamelde gegevens kunnen
worden ingezet in monitoringprojecten om natuurontwikkeling in nieuwe
blauw- en schraalgraslanden te volgen.
de omgeving van Den Bosch is een vijftal blauwgraslanden bemonsterd op
springstaarten. Deze blauwgraslanden hebben een goede natuurkwaliteit
maar verschillen in bodemtype en -vochtigheid. De verzamelde gegevens
dragen in grote mate bij aan de kennis over de springstaartgemeenschappen
van blauwgraslanden, die vanwege hun kwetsbaarheid weinig bemonsterd
worden. Er werden 42 soorten waargenomen. Twee soorten, Lepidocyrtus
ruber en Parisotoma notabilis, besloegen samen ruim zestig procent van het
totale aantal aangetroffen individuen. De aantallen van deze soorten in
onze monsters zijn opmerkelijk. Daarom is van beide soorten in dit artikel
een ecologische beschrijving gegeven. Op basis van het voorkomen in de
hier onderzochte gebieden en aanvullend literatuuronderzoek bevestigen
we het beeld van L. ruber als specialistische soort van vochtige (half)
natuurlijke graslanden. Parisotoma notabilis bleek binnen deze studie een
sterke indicatorsoort te zijn voor de droge, zandige percelen. Buiten het
studiegebied is zijn waarde als indicatorsoort echter twijfelachtig, omdat het
een zeer eurytope soort is. De dichtheid aan springstaarten in de drogere,
weinig verstoorde gebieden is bijzonder hoog te noemen voor graslanden,
namelijk zo’n 80.000 individuen per m2. Dit is een indicatie voor een goede
bodemontwikkeling. Uit het onderzoek komen groepen springstaarten
naar voren die binnen deze graslanden indicatief zijn voor de mate van
verdroging, verstoring en bodemtype. De hier verzamelde gegevens kunnen
worden ingezet in monitoringprojecten om natuurontwikkeling in nieuwe
blauw- en schraalgraslanden te volgen.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 69-79 |
Journal | Entomologische Berichten |
Volume | 76 |
Issue number | 2 |
Publication status | Published - 2016 |