Screening opslagbestrijding raaigrassen in rietzwenkgras (AGV4920 + BH0033)

M.G. van Zeeland, J. Hoek

Research output: Book/ReportReportProfessional

Abstract

Opslagbestrijding van raaigrassen in rietzwenkgras is in zowel eerste- als tweedejaars rietzwenkgras een probleem. In 2003 gaf de graszaadsector aan behoefte te hebben aan geschikte herbiciden om deze opslag te bestrijden. Daarom werd in 2004 een screeningsproef in Biervliet aangelegd. Middel A en Chloor-IPC (toegelaten in rietzwenkgras) kwamen als meest perspectiefvolle middelen uit deze proef. In 2005 werd vervolgens een deugdelijkheidsproef in Axel aangelegd, waarbij ook andere mogelijke geschikte middelen werden getoetst. Alleen middel A bleek in deze proef voldoende effectief en redelijk selectief te zijn. Gezien het geringe aantal potentiële middelen werden opnieuw de gewasbeschermingsfabrikanten benaderd en werd op internet en in de literatuur gezocht naar mogelijk te toetsen middelen. Dit leverde alleen middel D en een experimenteel middel op. De graszaadsector wilde daarnaast graag de middelen E en C beproefd zien. Middel E, omdat dit middel in Engels raaigras met 0,2 l/ha dosering goede bestrijding van opslag wintertarwe geeft. Een hogere dosering zou mogelijk Engels raaigras voldoende bestrijden en selectief genoeg zijn voor rietzwenkgras. In de screeningsproef van 2006-2007 bleken de doseringen van 1 en 1,5 l/ha middel E effectief tegen Engels raaigras, maar onvoldoende selectief voor rietzwenkgras. In de praktijk en ook in het deugdelijkheidsonderzoek 2005-2006 bleek middel C een redelijk bestrijdend effect op Engels raaigras te hebben. In deze proef was het bestrijdende effect op Engels raaigras echter onvoldoende. De objecten met middel D en de objecten met het experimentele middel waren ofwel onvoldoende effectief ofwel onvoldoende selectief. Van de objecten met middel A en B (zelfde werkzame stof, andere formulering) waren de gedeelde toepassing 0,375 l/ha, begin uitstoeling en een maand na begin uitstoeling en de toepassing 0,75 l/ha, begin uitstoeling in het meest effectief tegen Engels raaigras. Waarbij de gedeelde toepassing van deze drie objecten de minste schade aan het gewas gaf. Opnieuw bleken de middelen A en B het meeste perspectief te bieden. In 2007 werden twee screeningsproeven op gelijke werkwijze aangelegd als de screeningsproef van 2006-2007. In een perceel wintertarwe werd in de dekvrucht rietzwenkgras en Engels raaigras ingezaaid. Na de oogst van de dekvrucht werden in het najaar van 2007 de objecten gespoten. Daarnaast werd een open land zaaiproef aangelegd. Waarvan de objecten ook in het najaar van 2007 werden gespoten. De objecten in beide proeven waren gelijk. De objecten bestonden uit: alleen bespuitingen met middel E (0,2, 0,4 en 06 L/ha) en middel B (0,75 en 1 L/ha); een bespuiting met 0,5 of 0,75 L/ha middel B plus een vervolgbespuiting met 0,2, 0,4 of 0,6 liter middel E en een LDS-systeem van middel B al dan niet gecombineerd met 0,2 middel E. In de proef na de oogst van de dekvrucht bleken geen van de onderzochte objecten effectief tegen Engels raaigras, bij de meeste objecten was begin november zelfs nauwelijks of geen sprake van bestrijding. Vergeleken met de zaai in open land, waren de Engels raaigrasplanten op het tijdstip van de bespuiting(en) groter, waardoor de effectiviteit lager werd dan bij de open land zaai. Ook de planten van rietzwenkgras waren op het moment van toepassing groter dan bij de open land zaai. Hierdoor waren er maar weinig objecten die niet selectief waren. Alleen bij de objecten met 0,6 liter middel E (B04, B07 en B10) en bij het middel B LDS object met 0,2 middel E op tijdstip 2 (object B15) was de selectiviteit onvoldoende. In de open land zaaiproef waren alleen de lagere doseringen middel E (0,2 en 0,4 liter), middel B in een dosering van 0,5 liter gecombineerd met de lagere doseringen middel E (0,2 of 0,4 liter), middel B in een dosering van 0,75 liter zonder aanvulling van middel E en een LDS van middel B met 0,2 liter middel E op het tweede spuittijdstip waren voldoende selectief voor rietzwenkgras. Deze selectieve objecten bestreden Engels raaigras echter niet of nauwelijks.
Original languageDutch
Place of PublicationLelystad
PublisherPraktijkonderzoek voor de Akkerbouw, Business-unit Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente
Number of pages31
Publication statusPublished - 2008

Cite this