Abstract
In 2001 is door PPO-glastuinbouw onderzoek gedaan aan Rhizopus stolonifer in Kalanchoë ( verslag PPO 533). Naar aanleiding van dit onderzoek en na gesprekken met de begeleidingscommissie en telers van Kalanchoë moerplanten is de conclusie getrokken dat vooral grote schommelingen in watergehalte van het teeltsubstraat, extremen wat betreft pH en EC van de voedingoplossing in het wortelmilieu en plantversterkende middelen en calcium die de weerstand van moerplanten tegen Rhizopus-infectie kunnen verhogen, van invloed kunnen zijn op aantasting van Kalanchoë door Rhizopus. In dit vervolgonderzoek is aandacht besteed aan het effect van schommelingen en extremen in vochtgehalte, EC en pH van de voedingsoplossing in het teeltsubstraat en het plantenversterkende middel Aliette op Rhizopus-aantasting. Moerplanten geteeld met een voedingsoplossing met een EC van 0,75 werden ernstiger door Rhizopus aangetast dan planten geteeld met een voedingsoplossing met een EC van 2,25 of en wisselende EC van 0,75 en 2,25. Planten geteeld in glaswol, die voedingsoplossing met pH 4-5 krijgen, lijken ernstiger te worden aangetast dan planten die voedingsoplossing met pH 6-7 krijgen. Met het ouder worden van de planten worden ze ook vatbaarder voor Rhizopus. Bij planten geteeld op veensubstraat werd dit pH effect niet gevonden. Aliette gaf op de rassen Tenorio, Juventa, Oriba en Toledo geen gewasschade, er is geen effectiviteit van het middel tegen Rhizopus en Botrytis gevonden. Er is ook geen effect van hoge CO2 doseringen op Rhizopus-aantasting gevonden.
Original language | Dutch |
---|---|
Place of Publication | Naaldwijk |
Publisher | Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Sector Glastuinbouw |
Number of pages | 22 |
Publication status | Published - 2001 |
Keywords
- kalanchoe
- rhizopus stolonifer
- plant diseases