Projects per year
Abstract
De aalstand kent een kwetsbare tijd met een sterke achteruitgang sinds de jaren ‘80. Dit wordt ook gezien in het feit dat sinds het jaar 2000 de recruitment indexwaarde bij Den Oever een stabiel lage trend aangeeft. Verschillende oorzaken zoals sterfte bij uittrek van volwassen schieralen, beperkte intrek mogelijkheden van glasaal, sterfte door visserij, klimaatverandering, etc. worden in de internationale literatuur vaak genoemd. Echter, additionele verliezen als gevolg van barrières in combinatie met predatie is een onderbelichte kwestie. Onderzoek heeft uitgewezen dat er locaties op de migratieroutes van glasaal zijn met een grote en langdurige ophoping aan glasaal. Op zichzelf hoeft dit geen belemmering te zijn voor glasaal, mits zij zich (uiteindelijk) in het gebied kunnen settelen en opgroeien tot volwassen aal. Maar als deze langdurige aggregaties van glasaal een verhoogd predatierisico hebben, is het wenselijk om maatregelen te nemen . Dit onderzoek gaat in op de vraag of er aanwijzingen zijn dat er additionele verliezen zijn als gevolg van predatie bij aggregaties van glasaal, als gevolg van slecht passeerbare barrières. Deze studie presenteert de resultaten van een verkennend onderzoek waarbij bij één gemaal zes nachten intensief is gevist op glasaal en roofvis (baars en snoekbaars). Bij deze roofvissen zijn maagspoelingen uitgevoerd om mogelijke predatie op glasaal te kunnen vaststellen, waarbij gezocht is naar een verband met de hoeveelheid aanwezige glasaal. Bij twee andere gemalen zijn in naastgelegen vispassages gevangen roofvissen onderzocht op aanwezigheid van glasalen in de magen. Daarnaast zijn met een akoestische camera (DIDSON) observaties uitgevoerd bij de ingang van een vispassage om eventueel jaaggedrag waar te nemen nabij de ingang van de vispassage. Dit verkennend onderzoek heeft aangetoond dat er geen sterke aanwijzingen zijn voor grootschalige glasaalpredatie. Zowel directe metingen middels maagspoelingen, als indirecte metingen door DIDSON observaties laten zien dat glasaal, hoewel goed vertegenwoordigd in potentiële prooivissen, niet op het ‘hoofdmenu’ staat van de aanwezige en g evangen roofvis (baars en snoekbaars). Daarentegen is gebleken dat kleine vis zoals, haring/sprot, kolblei, kleine grondels en driedoornige stekelbaars wél worden gegeten. Daarbij is haring/sprot, naar verhouding, veel teruggevonden in de magen. Binnen dit onderzoek zijn, naast vis, ook veel Daphnia en Amphipoda teruggevonden in de magen van roofvissen. Door de beperkte omvang van gegevens en locaties wordt aanbevolen om het huidige onderzoek te herhalen in andere zoetwater-, maar ook zoutwater locaties om zo een beter inzicht te krijgen van het prooi-predatie aanbod op meerdere locaties. Locaties langs of dichterbij de kust, waar andere roofvissen voorkomen, hebben hierbij in eerste instantie de voorkeur om de kennis uit te breiden.
Original language | Dutch |
---|---|
Place of Publication | IJmuiden |
Publisher | Wageningen Marine Research |
Number of pages | 38 |
DOIs | |
Publication status | Published - 2022 |
Publication series
Name | Wageningen Marine Research rapport |
---|---|
No. | C005/22 |
Projects
- 1 Finished
-
BwN Marker Wadden (KB-36-003-015, KB-24-001-025)
de Leeuw, J. (Project Leader)
1/01/18 → 31/12/21
Project: LVVN project