Abstract
De persistentie van bestrijdingsmiddelen in de bodem en het risico van effecten op bodemorganismen moet worden beoordeeld voor de toelatingsprocedure. In dit onderzoek bleek een springstaartsoort het meest geschikt als toetsorganisme; nematoden en potwormen waren minder gevoelig. De afname van de toxiciteit van carbofuran en parathion in gronden in de tijd kon goed worden verklaard uit de afname van de concentratie in de bodemoplossing. Vertaling van effecten van bestrijdingsmiddelen op waterorganismen (veel toetsgegevens) naar effecten op verwante bodemorganismen biedt goede perspectieven, mits de blootstelling via de waterfase nauwkeurig wordt beschreven.
Original language | Undefined/Unknown |
---|---|
Title of host publication | Onderzoek in het kader van het Meerjarenplan Gewasbescherming (1991-1995); onderzoeksprogramma: Ecotoxicologische Risico's |
Pages | 42-55 |
Publication status | Published - 1995 |