TY - BOOK
T1 - Ontwikkeling signalering / vangsysteem voor schadelijke wantsen met lokstoffen en lokplanten": Onderzoek aan geurstoffen en lokplanten in laboratorium, veld en kassen
AU - Meijer, R.J.M.
AU - van der Tol, R.
AU - van der Linden, A.
AU - Klapwijk, J.
AU - Hoogerbrugge, H.
N1 - 5 jaar embargo
PY - 2011
Y1 - 2011
N2 - Referaat
Behaarde wants, Lygus rugulipennis, en brandnetelwants, Liocoris tripustulatis, staan bekend als plagen in uiteenlopende kasgewassen waaronder paprika, komkommer, aubergine, chrysant. In het laboratorium is bepaald welke geurstoffen
mogelijk bruikbaar zouden zijn om deze wantsen te monitoren met behulp van een val in combinatie met een geurstof.
Tevens is een lijst van planten opgesteld, die aantrekkelijk zijn voor deze wantsen. Uit een keuzeproef met 16 plantensoorten in een kas bleek dat behaarde wants een voorkeur heeft voor kattenstaartamarant, zonnebloem, aardappel en tuinmelde boven de eerder genoemde gewassen. In een kasproef met 2000 m2 paprika werden zowel behaarde wantsen als brandnetel wantsen losgelaten gedurende 12 weken. Zowel deltavallen, als witte en blauwe signaalplaten werden opgehangen
in combinatie met verschillende geurstoffen. Geen van deze combinaties van vallen en geurstoffen resulteerde in grote vangsten van de wantsen. Hoewel duizenden gekweekte wantsen werden losgelaten, trad geen schade op in het
gewas.Na het loslaten vlogen wantsen niet naar het glas maar waren uren na het loslaten terug te vinden in de planten bij de loslaatpunten. Na een week waren nog enkele exemplaren op het loslaat punt aanwezig, maar in het gewas waren ze
moeilijk te vinden. In de praktijk werden zowel behaarde wantsen als brandnetelwantsen verzameld in gewassen (paprika, aubergine, komkommer, gerbera) waarin schade optrad. Deze wantsen gaven op een jonge paprikaplant in een kooi geen schade. Het blijkt dat het optreden van wantsen en het al dan niet optreden van schade vragen oproept. Uit een vervolgstudie zou moeten blijken onder welke voorwaarden schade optreedt en wanneer niet.
Abstract
The tarnished plant bug, Lygus ruulipennis, and the coomon nettle capsid, Liocoris tripustulatis, are pests in a variety of crops in greenhouses, including sweet pepper, cucumber, eggplant and chrysantemum. Odours which were possibly attractive to the bugs were established in the laboratory.The aim was to find pheromones, which can be used in combination with a trap for monitoring the bugs.Further a list was composed of plants which are attractive for the bugs.From a choice test with 16 plant species it appeared that the tarnished plant bug us attrackted more to Amaranthus caudatus, Helianthus annuus, Sollanum tuburosum and Atriplex hortensis than to the greenhouse crops. In a greenhouse trial planted
with 2000 m2 sweet pepper both tarnished plant bugs and common nettle capsids were introduced during a period of 12 weeks. Delta traps were installed and also white or blue sticky traps in combination with several lures. None of
these combinations of traps and lures resulted in large catches of bugs. Although thousands of bugs were released, no symptoms were noticed in the crop. The bugs did not fly to the top of the grennhouse when they were released, but were
presemt pn the plants near the releasing point for several hours. After a week some specimens were still present on the releasing point, but they were difficult to find in the crop. In commercial greenhouses both tarnished plant bugs and
common nettle bugs were sampled in sweet pepper, egg plant, cucumber and gerbera were symptoms were present. These bugs did not cause any symptoms on a young sweet pepper plant in a cage. It is obvious that the occurrence of
bugs and the showing or not-showing of symptoms raises questions. Further studies are necessary in order to reveal the conditions is which symptoms will occur or not.
AB - Referaat
Behaarde wants, Lygus rugulipennis, en brandnetelwants, Liocoris tripustulatis, staan bekend als plagen in uiteenlopende kasgewassen waaronder paprika, komkommer, aubergine, chrysant. In het laboratorium is bepaald welke geurstoffen
mogelijk bruikbaar zouden zijn om deze wantsen te monitoren met behulp van een val in combinatie met een geurstof.
Tevens is een lijst van planten opgesteld, die aantrekkelijk zijn voor deze wantsen. Uit een keuzeproef met 16 plantensoorten in een kas bleek dat behaarde wants een voorkeur heeft voor kattenstaartamarant, zonnebloem, aardappel en tuinmelde boven de eerder genoemde gewassen. In een kasproef met 2000 m2 paprika werden zowel behaarde wantsen als brandnetel wantsen losgelaten gedurende 12 weken. Zowel deltavallen, als witte en blauwe signaalplaten werden opgehangen
in combinatie met verschillende geurstoffen. Geen van deze combinaties van vallen en geurstoffen resulteerde in grote vangsten van de wantsen. Hoewel duizenden gekweekte wantsen werden losgelaten, trad geen schade op in het
gewas.Na het loslaten vlogen wantsen niet naar het glas maar waren uren na het loslaten terug te vinden in de planten bij de loslaatpunten. Na een week waren nog enkele exemplaren op het loslaat punt aanwezig, maar in het gewas waren ze
moeilijk te vinden. In de praktijk werden zowel behaarde wantsen als brandnetelwantsen verzameld in gewassen (paprika, aubergine, komkommer, gerbera) waarin schade optrad. Deze wantsen gaven op een jonge paprikaplant in een kooi geen schade. Het blijkt dat het optreden van wantsen en het al dan niet optreden van schade vragen oproept. Uit een vervolgstudie zou moeten blijken onder welke voorwaarden schade optreedt en wanneer niet.
Abstract
The tarnished plant bug, Lygus ruulipennis, and the coomon nettle capsid, Liocoris tripustulatis, are pests in a variety of crops in greenhouses, including sweet pepper, cucumber, eggplant and chrysantemum. Odours which were possibly attractive to the bugs were established in the laboratory.The aim was to find pheromones, which can be used in combination with a trap for monitoring the bugs.Further a list was composed of plants which are attractive for the bugs.From a choice test with 16 plant species it appeared that the tarnished plant bug us attrackted more to Amaranthus caudatus, Helianthus annuus, Sollanum tuburosum and Atriplex hortensis than to the greenhouse crops. In a greenhouse trial planted
with 2000 m2 sweet pepper both tarnished plant bugs and common nettle capsids were introduced during a period of 12 weeks. Delta traps were installed and also white or blue sticky traps in combination with several lures. None of
these combinations of traps and lures resulted in large catches of bugs. Although thousands of bugs were released, no symptoms were noticed in the crop. The bugs did not fly to the top of the grennhouse when they were released, but were
presemt pn the plants near the releasing point for several hours. After a week some specimens were still present on the releasing point, but they were difficult to find in the crop. In commercial greenhouses both tarnished plant bugs and
common nettle bugs were sampled in sweet pepper, egg plant, cucumber and gerbera were symptoms were present. These bugs did not cause any symptoms on a young sweet pepper plant in a cage. It is obvious that the occurrence of
bugs and the showing or not-showing of symptoms raises questions. Further studies are necessary in order to reveal the conditions is which symptoms will occur or not.
KW - kasgewassen
KW - insectenplagen
KW - miridae
KW - gewasmonitoring
KW - insectenlokstoffen
KW - geurstoffen
KW - schade
KW - proeven
KW - vangmethoden
KW - bestrijdingsmethoden
KW - nederland
KW - greenhouse crops
KW - insect pests
KW - miridae
KW - crop monitoring
KW - insect attractants
KW - odours
KW - damage
KW - trials
KW - trapping
KW - control methods
KW - netherlands
M3 - Report
T3 - Rapporten GTB
BT - Ontwikkeling signalering / vangsysteem voor schadelijke wantsen met lokstoffen en lokplanten": Onderzoek aan geurstoffen en lokplanten in laboratorium, veld en kassen
PB - Wageningen UR Glastuinbouw
CY - Bleiswijk
ER -