Abstract
In januari 2018 is de Nationale Bijenstrategie ondertekend door 48 partners, waaronder
het ministerie van LNV. De bijenstrategie heeft als hoofddoel dat bestuivers en
bestuiving in 2030 duurzaam bevorderd en behouden zijn. Om te kunnen meten of dit
doel behaald is zijn enkele meetbare doelstellingen benoemd ten aanzien van de wilde
bijenfauna in Nederland. Als startpunt van het traject heeft het ministerie van LNV aan
EIS Kenniscentrum Insecten en Wageningen Environmental Research gevraagd om in
2018 een nulmeting uit te voeren. Twee van de meetbare doelstellingen hebben betrekking
op de trends van de in Nederland voorkomende wilde bijensoorten. Deze doelstellingen
worden getoetst door middel van een vergelijking van de trends in 2018 met
de trends in 2023 en 2030. Het huidige document is het resultaat van deze nulmeting
die de trends van de Nederlandse bijen in 2018 vaststelt.
De trends van de Nederlandse bijensoorten zijn berekend op basis van het Databestand
van de Nederlandse bijen dat beheerd wordt door EIS Kenniscentrum Insecten.
Hieruit zijn gegevens geselecteerd uit twee perioden: 1990-2002 en 2003-2017. Een
vergelijking van het vóórkomen van de verschillende bijensoorten in beide perioden
vormt de basis van de trendbepaling. De vergelijking bestaat per bijensoort uit een beoordeling
van het verschil tussen de onderzoeksperioden in het aantal hokken van 5x5
kilometer waarin de betreffende soort is aangetroffen. Hierbij zijn uitsluitend gegevens
gebruikt uit 5x5-kilometerhokken die in beide perioden onderzocht zijn.
In totaal heeft de analyse voor 308 bijensoorten een uitkomst opgeleverd. Voor
90 soorten (29%) is een significante trend berekend, voor de overige 218 soorten
(71%) niet. De soorten zijn verdeeld over de trendcategorieën (mogelijk) verdwenen, sterk afgenomen en afgenomen beschouwd als afgenomen. Soorten in de categorieën (mogelijk) verschenen, sterk toegenomen en toegenomen worden beschouwd als toegenomen. Zo zijn er 25 soorten te beschouwen als afgenomen en 65 als toegenomen. Binnen de soorten met een significante trend bedraagt de verhouding afgenomen / toegenomen soorten dus 28% / 72 % (Figuur 1).
Deze balans is positief te noemen. Dit betekent echter niet dat het, na alle zorgwekkende berichten over de afname van bijen in Nederland, alweer goed zou gaan met de Nederlandse bijenfauna. De positieve trend is nog slechts van een klein aantal (65) soorten duidelijk. De uitkomsten van de recent gepubliceerde Rode Lijst contrasteren hiermee, aangezien het aantal bedreigde soorten op die Lijst in vergelijking met 2003 juist is toegenomen. Deze twee documenten (de Rode Lijst en de huidige nulmeting) laten zich echter niet één op één vergelijken, aangezien er andere onderzoeksperioden en -methoden zijn gebruikt. Het is van belang te onderstrepen dat deze nulmeting een instrument is om in toekomstige jaren om de voortgang m.b.t. het bereiken van de doelen van de bijenstrategie te kunnen meten. De huidige resultaten zeggen nog niets over een eventuele verbetering van de bijenfauna binnen de periode waarin de bijenstrategie van kracht is (2018-2030). Om daarover iets te kunnen zeggen zijn de herhalingsmetingen in 2023 en 2030 nodig. Het is dus van belang om te benadrukken dat deze nulmeting slechts een instrument is om in toekomstige jaren de voortgang m.b.t. het bereiken van de doelen van de bijenstrategie te kunnen meten.
het ministerie van LNV. De bijenstrategie heeft als hoofddoel dat bestuivers en
bestuiving in 2030 duurzaam bevorderd en behouden zijn. Om te kunnen meten of dit
doel behaald is zijn enkele meetbare doelstellingen benoemd ten aanzien van de wilde
bijenfauna in Nederland. Als startpunt van het traject heeft het ministerie van LNV aan
EIS Kenniscentrum Insecten en Wageningen Environmental Research gevraagd om in
2018 een nulmeting uit te voeren. Twee van de meetbare doelstellingen hebben betrekking
op de trends van de in Nederland voorkomende wilde bijensoorten. Deze doelstellingen
worden getoetst door middel van een vergelijking van de trends in 2018 met
de trends in 2023 en 2030. Het huidige document is het resultaat van deze nulmeting
die de trends van de Nederlandse bijen in 2018 vaststelt.
De trends van de Nederlandse bijensoorten zijn berekend op basis van het Databestand
van de Nederlandse bijen dat beheerd wordt door EIS Kenniscentrum Insecten.
Hieruit zijn gegevens geselecteerd uit twee perioden: 1990-2002 en 2003-2017. Een
vergelijking van het vóórkomen van de verschillende bijensoorten in beide perioden
vormt de basis van de trendbepaling. De vergelijking bestaat per bijensoort uit een beoordeling
van het verschil tussen de onderzoeksperioden in het aantal hokken van 5x5
kilometer waarin de betreffende soort is aangetroffen. Hierbij zijn uitsluitend gegevens
gebruikt uit 5x5-kilometerhokken die in beide perioden onderzocht zijn.
In totaal heeft de analyse voor 308 bijensoorten een uitkomst opgeleverd. Voor
90 soorten (29%) is een significante trend berekend, voor de overige 218 soorten
(71%) niet. De soorten zijn verdeeld over de trendcategorieën (mogelijk) verdwenen, sterk afgenomen en afgenomen beschouwd als afgenomen. Soorten in de categorieën (mogelijk) verschenen, sterk toegenomen en toegenomen worden beschouwd als toegenomen. Zo zijn er 25 soorten te beschouwen als afgenomen en 65 als toegenomen. Binnen de soorten met een significante trend bedraagt de verhouding afgenomen / toegenomen soorten dus 28% / 72 % (Figuur 1).
Deze balans is positief te noemen. Dit betekent echter niet dat het, na alle zorgwekkende berichten over de afname van bijen in Nederland, alweer goed zou gaan met de Nederlandse bijenfauna. De positieve trend is nog slechts van een klein aantal (65) soorten duidelijk. De uitkomsten van de recent gepubliceerde Rode Lijst contrasteren hiermee, aangezien het aantal bedreigde soorten op die Lijst in vergelijking met 2003 juist is toegenomen. Deze twee documenten (de Rode Lijst en de huidige nulmeting) laten zich echter niet één op één vergelijken, aangezien er andere onderzoeksperioden en -methoden zijn gebruikt. Het is van belang te onderstrepen dat deze nulmeting een instrument is om in toekomstige jaren om de voortgang m.b.t. het bereiken van de doelen van de bijenstrategie te kunnen meten. De huidige resultaten zeggen nog niets over een eventuele verbetering van de bijenfauna binnen de periode waarin de bijenstrategie van kracht is (2018-2030). Om daarover iets te kunnen zeggen zijn de herhalingsmetingen in 2023 en 2030 nodig. Het is dus van belang om te benadrukken dat deze nulmeting slechts een instrument is om in toekomstige jaren de voortgang m.b.t. het bereiken van de doelen van de bijenstrategie te kunnen meten.
Original language | Dutch |
---|---|
Number of pages | 16 |
Publication status | Published - Feb 2019 |
Publication series
Name | EIS |
---|---|
No. | 2019-01 |