@book{b241583ec2a94553a09eeb9335351c66,
title = "Neveneffecten van niet-chemische onkruidbestrijding in de landbouw: Een literatuurstudie naar de (neven)effecten op drie groepen: bodemleven, insecten en broedsel",
abstract = "Mechanische en thermische onkruidbestrijding zijn belangrijke en veelgebruikte methoden voor biologische telers om onkruiden te beheersen. In de gangbare landbouw krijgen deze vormen van onkruidbestrijding meer en meer aandacht, onder andere door de verminderde beschikbaarheid van (een aantal) herbiciden. De toepassing van deze methoden kan potentieel (neven) effecten hebben op organismen die aanwezig zijn in en op of gebruik maken van landbouwgronden, doordat de bodem (oppervlakkig) wordt bewerkt. Dit kan zowel direct door sterfte en migratie van organismen of indirect door verstoring van de leefomgeving. Middels een literatuurstudie is onderzocht wat bekend is over (neven)effecten van mechanische en thermische onkruidbestrijding op drie groepen organismen, namelijk 1) bodemleven, 2) bovengrondse insecten en 3) broedende vogels en jong broedsel in nesten. Hieruit is gebleken dat mechanische en thermische onkruidbestrijding een beperkt negatief effect hebben op het bodemleven. (Neven) effecten van zowel mechanische als thermische onkruidbestrijding op insecten die op de bodem leven zijn afhankelijk van het moment van toepassing en indirect de hoeveelheid biomassa die achterblijft. De natuurlijke vegetatie in landbouwpercelen (onkruiden) fungeert als voedselbron dan wel schuilplaats voor insecten die op de bodem leven en door deze natuurlijke vegetatie te bestrijden door thermische of mechanische technieken neemt ook het aantal insecten af. De mate van verstoring van de insectenpopulaties is waarschijnlijk groter bij toepassing van zowel mechanische als thermische onkruidbestrijding onder warmere omstandigheden. Insecten zijn dan reeds actief en benutten op dat moment de vegetatie. Door de vegetatie te bestrijden, worden de insecten populaties verstoord. Daarnaast neemt de mate van verstoring toe bij een groter aantal toepassingen van mechanische onkruidbestrijding. Over de mate van verstoring door een verhoogde frequentie van thermische onkruidbestrijding is geen literatuur bekend. Mechanische onkruidbestrijding tijdens het broedseizoen is daarnaast destructief voor broedsel. Onderzoek naar de (neven)effecten van thermische onkruidbestrijding op jong broedsel en nestelende vogels zijn in deze literatuurstudie niet gevonden. Het is van belang om deze onkruidbestrijdingsmethoden in combinatie met elkaar en andere teeltmaatregelen te zien als integraal onkruidmanagement en de (neven)effecten daarvan op genoemde groepen organismen te kwantificeren. Binnen de groepen is een onderverdeling in soorten of sub-groepen noodzakelijk, om de (neven) effecten op juist de kwetsbare soorten – bedreigde of zeldzame soorten – goed vast te stellen en gerichte beschermingsmaatregelen voor in te zetten. Hierbij dient de focus te liggen op welke bestrijdingstechnieken (wat) op welke manier (hoe), wanneer (tijdstip en omstandigheden) en in welke frequentie worden toegepast om de onkruidpopulatie en daarmee kwetsbare soorten te managen. Daarnaast verdient de ontwikkeling van herkennings- en beschermingstechnieken ter bescherming van organismen die gebruik maken van landbouwgronden aandacht. Twee voorbeelden hiervan zijn nestherkenning en nestkappen ter bescherming en behoud van broedsel en daarmee de vogelpopulatie.",
keywords = "nature-inclusive agriculture, soil fauna, control methods, soil management, weed control, natuurinclusieve landbouw, bodemfauna, bestrijdingsmethoden, bodembeheer, onkruidbestrijding",
author = "Sjoerd Rombout and {van Rozen}, Klaas and Marleen Riemens",
year = "2019",
doi = "10.18174/471608",
language = "Nederlands",
series = "Stichting Wageningen Research, Wageningen Plant Research, Business unit Open Teelten rapport",
publisher = "Wageningen Plant Research",
number = "WPR-780",
address = "Netherlands",
}