TY - BOOK
T1 - Mogelijke risico’s van vislood in het aquatische milieu
AU - Droge, S.T.J.
AU - Otten, E.J.
AU - Boerwinkel, M.C.
AU - Peeters, E.
AU - van den Brink, N.
AU - Roessink, I.
N1 - Commissioned by WUR Wetenschapswinkel, op verzoek van Stichting Gezond Water (SGW)
Includes conclusions, bibliographical references and appendix
PY - 2023/5
Y1 - 2023/5
N2 - Stichting Gezond Water (SGW) heeft in 2020 de WUR Wetenschapswinkel benaderd om binnen de WUR een studie uit te laten voeren naar de risico’s van verloren/losgekoppeld vislood voor het aquatisch milieu. Omdat er in Nederland zowel beroeps- als hobbymatig veel gevist wordt en dit deels op vaste stekken gebeurt, hoopt het verloren lood zich lokaal op. Het gebruik van vislood kent volgens de Waterwet officieel een vergunningplicht, echter hierop wordt niet gehandhaafd door de verantwoordelijke instanties. Er is in 2021 door de Europese instantie ECHA, als verantwoordelijke autoriteit voor regulatie van chemische stoffen, een voorstel ingediend om loodgebruik in de jacht en visserij uit te faseren. Doel is om daarmee de loodemissie naar het milieu te reduceren, en het risico van (directe en indirecte) negatieve effecten van lood op mens en ecosysteem aanzienlijk te verlagen. In 2023 zal de Commissie hierover beslissen. SGW vraagt met dit onderzoek voor extra wetenschappelijke onderbouwing van de inschatting van de risico’s van lood voor het aquatische milieu. - Om de invulling van de experimentele fase in dit project over mogelijke risico van vislood op het watermilieu af te bakenen, is literatuuronderzoek gedaan naar mogelijke jaarlijkse hoeveelheid vislood die via hengelsport in het milieu komt, metingen van concentraties van opgelost lood in Nederlands oppervlaktewater, en effectconcentraties van lood in toxiciteitsstudies. Uit beschikbare gegevens van diverse meetlocaties blijkt dat het jaarlijks gemiddelde in heel Nederland onder de milieukwaliteitseis (JG-MKE) van 1,2 μg/L vrij-opgelost lood ligt, slechts sporadisch is een gemeten waarde boven de 1,2 µg/L gerapporteerd.Ter vergelijking, Nederlands regenwater heeft een gemiddelde loodconcentratie van 0,9 µg/L. Waterslakken lijken de gevoeligste waterdieren voor opgelost lood te zijn, met een grenswaarde waaronder geen langdurige effecten worden gevonden van 12 µg/L. Bovendien blijkt de giftigheid van lood afhankelijk van enkele watercondities, zoals zwevende stof in de waterkolom, water hardheid, en pH. Uit één experimentele emissiestudie met 4 loodkorrels in sediment-water systemen bleek dat bij neutrale pH loodconcentraties kunnen voorkomen die boven de JG-MKE liggen. - De emissiestudie met loodkorrels is als uitgangspunt genomen voor de experimentele projectfase. Een dosis-effect relatie is onderzocht met waterslakjes, met 4 verschillende dichtheden van 3 mm splitlood (0, 4, 20, 100 loodjes per pot met 1 liter water) zowel met als zonder laagje van 2 cm fijn sediment. Na 4 weken incubatie van het lood zijn slakken blootgesteld gedurende 4 weken. Opgeloste loodconcentraties (gefilterd over 45 μm) waren ook in het huidige experiment met 4 loodjes per liter water boven de JG-MKE in testsystemen zonder sediment, maar in geen van de blootstellingen aan vislood was een significant effect op sterfte of groei op de (sub-)adulte Physella acuta waarneembaar. In testsystemen met sediment was het merendeel van vrijgekomen lood gebonden aan sediment, maar waren met 20 loodjes per liter water in alle replica’s de opgeloste loodconcentraties boven de JG-MKE na 56 dagen. De waterslak Physella acuta ondervond geen effecten van lood op sterfte, maar in vergelijking met de controle groep was de groei van de slakken significant lager bij 4 loodjes per pot met 1 liter water. Dit komt overeen met 108 cm2 loodobject per m2 sedimentoppervlakte (1,1% van bodemoppervlak is lood). De emissiesnelheid van splitlood op sediment is bepaald op 3,1-3,8 mg/cm2/jr (0,26% van het vislood per jaar).- De resultaten van de laboratorium studie geven aan dat bij de laagst geteste looddichtheid (loodobjecten beslaan 1,1% van bodemoppervlak), verloren vislood op de waterbodemoppervlakte in stagnant water een milieurisico oplevert. De looddichtheid in deze studie lag ruim hoger dan op typische vislocaties (Engeland, Wales, VS).De risico’s van loodemissie zou nog beter kunnen worden getoetst op juveniele slakjes die een grotere groei doormaken dan de nu gebruikte sub adulte individuen. Het realistische risico voor waterdieren van opgelost lood dat vrijkomt uit vislood in Nederlandse watersystemen is nog lastig in te schatten. Hiervoor is meer inzicht nodig in bijvoorbeeld de looddichtheid op populaire vislocaties, de mate waarin het vislood aan de sedimentoppervlakte ligt, de verdunningsfactor (doorstroomsnelheid), de sedimentatie snelheid van zwevende deeltjes (afdekking lood), en invloed van baggeren. De oppervlakte van loodobjecten op locaties waar veel sportvisserij wordt beoefend lijkt (nog) niet direct bepaald in Nederland, en zou gezien de decennialange nalevering van lood dat al aanwezig is in het milieu nader onderzocht moeten worden.
AB - Stichting Gezond Water (SGW) heeft in 2020 de WUR Wetenschapswinkel benaderd om binnen de WUR een studie uit te laten voeren naar de risico’s van verloren/losgekoppeld vislood voor het aquatisch milieu. Omdat er in Nederland zowel beroeps- als hobbymatig veel gevist wordt en dit deels op vaste stekken gebeurt, hoopt het verloren lood zich lokaal op. Het gebruik van vislood kent volgens de Waterwet officieel een vergunningplicht, echter hierop wordt niet gehandhaafd door de verantwoordelijke instanties. Er is in 2021 door de Europese instantie ECHA, als verantwoordelijke autoriteit voor regulatie van chemische stoffen, een voorstel ingediend om loodgebruik in de jacht en visserij uit te faseren. Doel is om daarmee de loodemissie naar het milieu te reduceren, en het risico van (directe en indirecte) negatieve effecten van lood op mens en ecosysteem aanzienlijk te verlagen. In 2023 zal de Commissie hierover beslissen. SGW vraagt met dit onderzoek voor extra wetenschappelijke onderbouwing van de inschatting van de risico’s van lood voor het aquatische milieu. - Om de invulling van de experimentele fase in dit project over mogelijke risico van vislood op het watermilieu af te bakenen, is literatuuronderzoek gedaan naar mogelijke jaarlijkse hoeveelheid vislood die via hengelsport in het milieu komt, metingen van concentraties van opgelost lood in Nederlands oppervlaktewater, en effectconcentraties van lood in toxiciteitsstudies. Uit beschikbare gegevens van diverse meetlocaties blijkt dat het jaarlijks gemiddelde in heel Nederland onder de milieukwaliteitseis (JG-MKE) van 1,2 μg/L vrij-opgelost lood ligt, slechts sporadisch is een gemeten waarde boven de 1,2 µg/L gerapporteerd.Ter vergelijking, Nederlands regenwater heeft een gemiddelde loodconcentratie van 0,9 µg/L. Waterslakken lijken de gevoeligste waterdieren voor opgelost lood te zijn, met een grenswaarde waaronder geen langdurige effecten worden gevonden van 12 µg/L. Bovendien blijkt de giftigheid van lood afhankelijk van enkele watercondities, zoals zwevende stof in de waterkolom, water hardheid, en pH. Uit één experimentele emissiestudie met 4 loodkorrels in sediment-water systemen bleek dat bij neutrale pH loodconcentraties kunnen voorkomen die boven de JG-MKE liggen. - De emissiestudie met loodkorrels is als uitgangspunt genomen voor de experimentele projectfase. Een dosis-effect relatie is onderzocht met waterslakjes, met 4 verschillende dichtheden van 3 mm splitlood (0, 4, 20, 100 loodjes per pot met 1 liter water) zowel met als zonder laagje van 2 cm fijn sediment. Na 4 weken incubatie van het lood zijn slakken blootgesteld gedurende 4 weken. Opgeloste loodconcentraties (gefilterd over 45 μm) waren ook in het huidige experiment met 4 loodjes per liter water boven de JG-MKE in testsystemen zonder sediment, maar in geen van de blootstellingen aan vislood was een significant effect op sterfte of groei op de (sub-)adulte Physella acuta waarneembaar. In testsystemen met sediment was het merendeel van vrijgekomen lood gebonden aan sediment, maar waren met 20 loodjes per liter water in alle replica’s de opgeloste loodconcentraties boven de JG-MKE na 56 dagen. De waterslak Physella acuta ondervond geen effecten van lood op sterfte, maar in vergelijking met de controle groep was de groei van de slakken significant lager bij 4 loodjes per pot met 1 liter water. Dit komt overeen met 108 cm2 loodobject per m2 sedimentoppervlakte (1,1% van bodemoppervlak is lood). De emissiesnelheid van splitlood op sediment is bepaald op 3,1-3,8 mg/cm2/jr (0,26% van het vislood per jaar).- De resultaten van de laboratorium studie geven aan dat bij de laagst geteste looddichtheid (loodobjecten beslaan 1,1% van bodemoppervlak), verloren vislood op de waterbodemoppervlakte in stagnant water een milieurisico oplevert. De looddichtheid in deze studie lag ruim hoger dan op typische vislocaties (Engeland, Wales, VS).De risico’s van loodemissie zou nog beter kunnen worden getoetst op juveniele slakjes die een grotere groei doormaken dan de nu gebruikte sub adulte individuen. Het realistische risico voor waterdieren van opgelost lood dat vrijkomt uit vislood in Nederlandse watersystemen is nog lastig in te schatten. Hiervoor is meer inzicht nodig in bijvoorbeeld de looddichtheid op populaire vislocaties, de mate waarin het vislood aan de sedimentoppervlakte ligt, de verdunningsfactor (doorstroomsnelheid), de sedimentatie snelheid van zwevende deeltjes (afdekking lood), en invloed van baggeren. De oppervlakte van loodobjecten op locaties waar veel sportvisserij wordt beoefend lijkt (nog) niet direct bepaald in Nederland, en zou gezien de decennialange nalevering van lood dat al aanwezig is in het milieu nader onderzocht moeten worden.
UR - https://edepot.wur.nl/629473
U2 - 10.18174/629473
DO - 10.18174/629473
M3 - Report
T3 - Rapport / Wageningen Wetenschapswinkel
BT - Mogelijke risico’s van vislood in het aquatische milieu
PB - Wetenschapswinkel Wageningen
CY - Wageningen
ER -