Kenmerken van een vleesvarkensstal gericht op diervriendelijkheid en landschap : een brede enquete

J.A. van Ruth, A.H. Ipema, H.W.J. Houwers

    Research output: Book/ReportReportProfessional

    Abstract

    Voor de continuering van de Nederlandse intensieve veehouderij is het van belang dat de maatschappij de veehouderij ook accepteert. Door middel van een visuele enquête wordt de voorkeur van mensen gemeten voor verschillende beelden. Voor het onderzoek is gekozen voor een vleesvarkensstal zodat de resultaten direct toepasbaar konden zijn voor het Herculesproject. De uitkomsten zijn echter ook bruikbaar om het slechte imago van deze tak van veehouderij in de maatschappij te verbeteren. De belangrijkste onderzoeksvraag was hierbij: Welke visuele kenmerken van de stal hebben met betrekking tot diervriendelijkheid en inpassing in het landschap de voorkeur? In de enquête werden afbeeldingen getoond van verschillende stalsystemen, hokinrichtingen en gebouwkenmerken. Door middel van deze schetsen werden verschillende aspecten van de stallen geïllustreerd, waarna verschillende vragen over deze aspecten werden gesteld. De geënquêteerde werd gevraagd welke variant als best geacht werd voor het dier of voor de inpassing in het landschap. Van de 43 geënquêteerden waren er 24 werkzaam in de sector en 19 werkzaam buiten de sector (non-sector). Voor de ideale groepsgrootte geeft men de voorkeur aan 24 varkens, waarbij het belangrijk is dat er een afweging is gemaakt tussen bewegingsvrijheid van het dier en het voorkomen van massaliteit. Op hokniveau wil men graag stro, meer ruimte per varken en afleidingsmateriaal in het hok zien. In de stal wil men daglicht door ramen en een uitloop, waarbij mensen buiten de sector de voorkeur hadden voor uitloop in een weide en mensen uit de sector voor een verharde uitloop. Het stapelen van stallen zag men niet als iets negatiefs, wel wilde men dat er aan en aantal randvoorwaarden van dierwelzijn voldaan wordt. De acceptatie van stapelen nam wel af naarmate het aantal lagen toenam. Op landschapsniveau vond men geuremissie en landschapsinpassing het belangrijkste. Men had een sterke voorkeur voor beplanting rond stallen door middel van inheemse bomen en planten. Ook de zichtbaarheid van het dier werd als belangrijk gezien, zowel in de wei als ook door middel van ramen in de gevel. Voor het exterieur van de stal waren het materiaalgebruik en streekeigen kenmerken van belang voor de acceptatie van het gebouw. De non-sector heeft de neiging om voor de meest natuurlijke variant te kiezen. De behoefte aan natuurlijkheid van de non-sector kan men zien als een aversie van de behandeling van dieren als productie middelen. Men heeft het idee dat de intensieve veehouderij te ver is gegaan in de optimalisatie van de productie. De non-sector wil de dieren zien als onderdelen van het ecosysteem.
    Original languageDutch
    Place of PublicationWageningen
    PublisherAgrotechnology & Food Innovations
    Number of pages37
    Publication statusPublished - 2003

    Publication series

    NameReport / Agrotechnology & Food Innovations
    PublisherAgrotechnology & Food Innovations
    No.022

    Keywords

    • intensive livestock farming
    • pig farming
    • pigs
    • pig housing
    • consumer preferences
    • animal welfare
    • landscape

    Cite this