TY - BOOK
T1 - Impactanalyse verontreinigingen natuurdoelen Westerschelde : literatuursurvey overige contaminanten
AU - Foekema, Edwin
AU - de Froe, Evert
AU - van den Heuvel-Greve, Martine
N1 - Project number: 4313100209
PY - 2024
Y1 - 2024
N2 - In opdracht van Rijkswaterstaat zijn in 2023 door Wageningen Marine Research bemonsteringen uitgevoerd in de Westerschelde en Kanaal Gent-Terneuzen, en (als referentie) de Waddenzee. Hierbij werden monsters voor chemische analyses verzameld van verschillende vertegenwoordigers van het Westerschelde voedselweb, met als toppredatoren visdiefjes (eieren), bruinvissen en zeehonden (verschillende weefsels). Het onderzoek was gericht op het bepalen van de aanwezigheid van PFAS en andere potentiële probleemstoffen in de natuur van de Westerschelde, en het waar mogelijk identificeren van potentiële ecologische effecten als gevolg hiervan. De resultaten van het gehele onderzoeksproject met als titel ‘Impactanalyse verontreinigingen natuurdoelen Westerschelde’ zijn beschreven in onderstaande publicaties 1 tot en met 4. In de 5e publicatie zijn de resultaten op hoofdlijnen samengevat: 1. ‘Literature review to guide the PFAS field survey in the Westerschelde in 2023’, WUR rapport C037/23 (Foekema & van den Heuvel-Greve, 2023), 2. ‘Impactanalyse verontreinigingen natuurdoelen Westerschelde - Literatuursurvey overige contaminanten’, WUR rapport C082/24 (Foekema et al., 2024) 3. ‘Exposure and magnification of PFAS in a temperate estuarine food web, including top predators’, wetenschappelijk manuscript, van den Heuvel-Greve et al., submitted 2024 to Marine Pollution Bulletin. 4. ‘Impactanalyse verontreinigingen natuurdoelen Westerschelde-Metingen ‘overige stoffen’’, WUR rapport C083/24 (Foekema & de Froe, 2024) 5. Hoofdlijnenrapport: ‘Impact van probleemstoffen (incl. PFAS) op natuur in de Westerschelde’, WUR rapport C084/24 (Van den Heuvel-Greve et al., 2024). Voorliggend rapport is deel 2 uit deze serie, en beschrijft de resultaten van een literatuuronderzoek naar voor de Westerschelde potentiële probleemstoffen anders dan PFAS. De belangrijkste bevindingen zijn hieronder samengevat. Het eerste doel van deze literatuurstudie was het onderbouwen van de keuzes welke stoffen naast PFAS relevant zijn om te analyseren in de verzamelde biotamonsters. Deze vraag betrof met name de opkomende stofgroepen als neonicotinoïde bestrijdingsmiddelen, medicijnresten en micro- en nanoplastics, waarvoor nog geen milieunormen zijn afgeleid en waarvan informatie ontbreekt over concentraties en mogelijke effecten in de Westerschelde. Voor neonicotinoïden en medicijnresten is analyse van biota niet effectief bevonden omdat van deze stoffen geen ophoping in weefsels wordt verwacht. Analyse van watermonsters, eventueel met behulp van geschikte passive samplers lijkt een betere optie om inzicht te krijgen in de aanwezigheid van deze stoffen in de Westerschelde. Voor een eerste verkenning lijken jodiumhoudende röntgencontrastmiddelen de beste gidsstoffen voor de aanwezigheid van medicijnresten en het insecticide acetamiprid voor de aanwezigheid van neonicotinoïden. Van microplastics worden niet direct substantiële milieueffecten verwacht in de Westerschelde, maar omdat informatie over de aanwezigheid van plastics in vissen uit dit gebied ontbreekt, is toch aanbevolen een beperkte verkenning uit te voeren. Het tweede doel van de literatuurstudie was informatie te verzamelen om de resultaten van de chemische analyses van de biotamonsters te interpreteren m.b.t. de potentiële impact van de aangetroffen stoffen en concentraties op het ecosysteem. Hiervoor is in de literatuur gezocht naar concentraties in weefsels van organismen waarbij effecten zijn gerapporteerd. De beschikbare informatie hierover bleek echter zeer beperkt. In vrijwel alle toxiciteitstesten wordt slechts de blootstellingsconcentratie (in water of in voedsel) gemeten en gerapporteerd in relatie tot de waargenomen effecten. Gehalten in het weefsel van de blootgestelde organismen worden slechts bij uitzondering vermeld. Hier is sprake van een duidelijke kennisleemte die interpretatie van concentraties van een breed scala aan contaminanten in biota belemmert. Het verdient daarom aanbeveling dat bij toxiciteitstesten met stoffen waarvan accumulatie in het weefsel verwacht mag worden naast de blootstellingsconcentraties ook de weefselconcentratie wordt geanalyseerd en gerapporteerd. Hiermee wordt tevens gecorrigeerd voor eventuele verschillen in biologische beschikbaarheid, wat bijvoorbeeld bij metalen sterk wordt beïnvloed door de waterkarakteristieken. De informatie over interne effectconcentraties die wel beschikbaar is zal worden gebruikt voor een eerste indicatieve vertaling van gemeten concentraties in biota naar potentiële effecten op het individu. Dit zal worden gerapporteerd in het 4e deel uit deze serie.
AB - In opdracht van Rijkswaterstaat zijn in 2023 door Wageningen Marine Research bemonsteringen uitgevoerd in de Westerschelde en Kanaal Gent-Terneuzen, en (als referentie) de Waddenzee. Hierbij werden monsters voor chemische analyses verzameld van verschillende vertegenwoordigers van het Westerschelde voedselweb, met als toppredatoren visdiefjes (eieren), bruinvissen en zeehonden (verschillende weefsels). Het onderzoek was gericht op het bepalen van de aanwezigheid van PFAS en andere potentiële probleemstoffen in de natuur van de Westerschelde, en het waar mogelijk identificeren van potentiële ecologische effecten als gevolg hiervan. De resultaten van het gehele onderzoeksproject met als titel ‘Impactanalyse verontreinigingen natuurdoelen Westerschelde’ zijn beschreven in onderstaande publicaties 1 tot en met 4. In de 5e publicatie zijn de resultaten op hoofdlijnen samengevat: 1. ‘Literature review to guide the PFAS field survey in the Westerschelde in 2023’, WUR rapport C037/23 (Foekema & van den Heuvel-Greve, 2023), 2. ‘Impactanalyse verontreinigingen natuurdoelen Westerschelde - Literatuursurvey overige contaminanten’, WUR rapport C082/24 (Foekema et al., 2024) 3. ‘Exposure and magnification of PFAS in a temperate estuarine food web, including top predators’, wetenschappelijk manuscript, van den Heuvel-Greve et al., submitted 2024 to Marine Pollution Bulletin. 4. ‘Impactanalyse verontreinigingen natuurdoelen Westerschelde-Metingen ‘overige stoffen’’, WUR rapport C083/24 (Foekema & de Froe, 2024) 5. Hoofdlijnenrapport: ‘Impact van probleemstoffen (incl. PFAS) op natuur in de Westerschelde’, WUR rapport C084/24 (Van den Heuvel-Greve et al., 2024). Voorliggend rapport is deel 2 uit deze serie, en beschrijft de resultaten van een literatuuronderzoek naar voor de Westerschelde potentiële probleemstoffen anders dan PFAS. De belangrijkste bevindingen zijn hieronder samengevat. Het eerste doel van deze literatuurstudie was het onderbouwen van de keuzes welke stoffen naast PFAS relevant zijn om te analyseren in de verzamelde biotamonsters. Deze vraag betrof met name de opkomende stofgroepen als neonicotinoïde bestrijdingsmiddelen, medicijnresten en micro- en nanoplastics, waarvoor nog geen milieunormen zijn afgeleid en waarvan informatie ontbreekt over concentraties en mogelijke effecten in de Westerschelde. Voor neonicotinoïden en medicijnresten is analyse van biota niet effectief bevonden omdat van deze stoffen geen ophoping in weefsels wordt verwacht. Analyse van watermonsters, eventueel met behulp van geschikte passive samplers lijkt een betere optie om inzicht te krijgen in de aanwezigheid van deze stoffen in de Westerschelde. Voor een eerste verkenning lijken jodiumhoudende röntgencontrastmiddelen de beste gidsstoffen voor de aanwezigheid van medicijnresten en het insecticide acetamiprid voor de aanwezigheid van neonicotinoïden. Van microplastics worden niet direct substantiële milieueffecten verwacht in de Westerschelde, maar omdat informatie over de aanwezigheid van plastics in vissen uit dit gebied ontbreekt, is toch aanbevolen een beperkte verkenning uit te voeren. Het tweede doel van de literatuurstudie was informatie te verzamelen om de resultaten van de chemische analyses van de biotamonsters te interpreteren m.b.t. de potentiële impact van de aangetroffen stoffen en concentraties op het ecosysteem. Hiervoor is in de literatuur gezocht naar concentraties in weefsels van organismen waarbij effecten zijn gerapporteerd. De beschikbare informatie hierover bleek echter zeer beperkt. In vrijwel alle toxiciteitstesten wordt slechts de blootstellingsconcentratie (in water of in voedsel) gemeten en gerapporteerd in relatie tot de waargenomen effecten. Gehalten in het weefsel van de blootgestelde organismen worden slechts bij uitzondering vermeld. Hier is sprake van een duidelijke kennisleemte die interpretatie van concentraties van een breed scala aan contaminanten in biota belemmert. Het verdient daarom aanbeveling dat bij toxiciteitstesten met stoffen waarvan accumulatie in het weefsel verwacht mag worden naast de blootstellingsconcentraties ook de weefselconcentratie wordt geanalyseerd en gerapporteerd. Hiermee wordt tevens gecorrigeerd voor eventuele verschillen in biologische beschikbaarheid, wat bijvoorbeeld bij metalen sterk wordt beïnvloed door de waterkarakteristieken. De informatie over interne effectconcentraties die wel beschikbaar is zal worden gebruikt voor een eerste indicatieve vertaling van gemeten concentraties in biota naar potentiële effecten op het individu. Dit zal worden gerapporteerd in het 4e deel uit deze serie.
UR - https://edepot.wur.nl/680460
U2 - 10.18174/680460
DO - 10.18174/680460
M3 - Report
T3 - Wageningen Marine Research rapport
BT - Impactanalyse verontreinigingen natuurdoelen Westerschelde : literatuursurvey overige contaminanten
PB - Wageningen Marine Research
CY - Den Helder
ER -