TY - BOOK
T1 - Herziening macrofaunamaatlat R4
AU - Verdonschot, Ralf
AU - Verdonschot, Piet
PY - 2018/8
Y1 - 2018/8
N2 - In Noord-Brabant is geconstateerd dat de macrofaunamaatlat voor R4 beperkingen heeft voor bovenlopen met een relatief laag verhang, omdat er relatief weinig soorten voorkomen die als kenmerkend zijn aangeduid voor het KRW-type R4 (Verdonschot & Verdonschot 2017). Dit probleem wordt door waterbeheerders ook herkend voor andere delen van Nederland. Veel van deze in de vlakke delen ontbrekende soorten zijn in hun voorkomen beperkt tot bovenlopen of bronbeken op terras- en stuwwalranden, onder andere gekenmerkt door relatief hoge stroomsnelheid, permanente grondwatervoeding en een relatief lage en constante watertemperatuur. Vaak zijn dit beken die ontspringen als een bron, al dan niet gegraven (spreng). Deze soorten worden niet of amper aangetroffen in de bovenlopen op de hogere zandgronden in gebieden met een lager verhang. Deze beken hadden van nature gewoonlijk geen bron als oorsprong maar een veengebied waar het water diffuus (doorstroomveen of –moeras) uittrad. De consequentie voor de beoordeling van bovenlopen met de huidige R4-maatlat is dat de ‘laagland’-bovenlopen relatief slecht scoren omdat de als kenmerkend aangeduide soorten geen deel uitmaken van de regionale soortenpoule. Een bijkomend probleem is dat wanneer er maar weinig kenmerkende soorten aanwezig zijn, de maatlat weinig robuust is, wat wil zeggen dat toevalstreffers een grote rol kunnen spelen in de beoordeling. Om deze problemen aan te pakken is de macrofaunalijst van het watertype R4 herzien, zodat deze beter bruikbaar wordt voor laaglandbeken met een relatief laag verhang en zo een beter beeld van de ecologische toestand van het waterlichaam geeft.
AB - In Noord-Brabant is geconstateerd dat de macrofaunamaatlat voor R4 beperkingen heeft voor bovenlopen met een relatief laag verhang, omdat er relatief weinig soorten voorkomen die als kenmerkend zijn aangeduid voor het KRW-type R4 (Verdonschot & Verdonschot 2017). Dit probleem wordt door waterbeheerders ook herkend voor andere delen van Nederland. Veel van deze in de vlakke delen ontbrekende soorten zijn in hun voorkomen beperkt tot bovenlopen of bronbeken op terras- en stuwwalranden, onder andere gekenmerkt door relatief hoge stroomsnelheid, permanente grondwatervoeding en een relatief lage en constante watertemperatuur. Vaak zijn dit beken die ontspringen als een bron, al dan niet gegraven (spreng). Deze soorten worden niet of amper aangetroffen in de bovenlopen op de hogere zandgronden in gebieden met een lager verhang. Deze beken hadden van nature gewoonlijk geen bron als oorsprong maar een veengebied waar het water diffuus (doorstroomveen of –moeras) uittrad. De consequentie voor de beoordeling van bovenlopen met de huidige R4-maatlat is dat de ‘laagland’-bovenlopen relatief slecht scoren omdat de als kenmerkend aangeduide soorten geen deel uitmaken van de regionale soortenpoule. Een bijkomend probleem is dat wanneer er maar weinig kenmerkende soorten aanwezig zijn, de maatlat weinig robuust is, wat wil zeggen dat toevalstreffers een grote rol kunnen spelen in de beoordeling. Om deze problemen aan te pakken is de macrofaunalijst van het watertype R4 herzien, zodat deze beter bruikbaar wordt voor laaglandbeken met een relatief laag verhang en zo een beter beeld van de ecologische toestand van het waterlichaam geeft.
UR - https://edepot.wur.nl/458507
U2 - 10.18174/458507
DO - 10.18174/458507
M3 - Report
T3 - Notitie Zoetwatersystemen, Wageningen Environmental Research
BT - Herziening macrofaunamaatlat R4
PB - Zoetwaterecosystemen, Wageningen Environmental Research
CY - Wageningen
ER -