TY - BOOK
T1 - Effecten van de zandsuppletie in het Amelander Zeegat op de bodemdieren-gemeenschappen 1 en 3 jaar na aanleg
AU - Escaravage, Vincent
N1 - Project number: 4313100183
PY - 2022
Y1 - 2022
N2 - Om de veiligheid van de Nederlandse kust te garanderen is gekozen voor een suppletiestrategie waarbij de basiskustlijn wordt gehandhaafd en het kustfundament te laten meestijgen met de zeespiegelstijging. Rijkswaterstaat heeft besloten om de kennis over de uitvoerbaarheid en de effectiviteit van een grootschalige suppletie op een buitendelta te vergroten. De buitendelta van het Amelander Zeegat is daarbij gekozen als locatie voor een pilotsuppletie over de uitvoerbaarheid en de effectiviteit van een grootschalige suppletie op een buitendelta. De pilotsuppletie, welke onder het onderzoeksprogramma Kustgenese 2.0 (KG 2.0) valt, werd uitgevoerd in de periode maart 2018 – maart 2019. Gedurende KG 2.0 vond er op 3 momenten in de tijd ecologische monitoring plaats, respectievelijk 2017 (T0), 2019 (T1) en 2021 (T2) van verschillende trofische niveaus: benthos, zandspiering, grote stern, zwarte zee-eend en zeehonden tijdens T0 en T1. Tijdens de T2 is alleen benthos bemonsterd. Naast de ecologische monitoring zijn er tijdens de benthosbemonstering parallel sedimentmonsters genomen en geanalyseerd op korrelgrootte. De huidige studie richt zich op de statistische analyse van de ecologische ontwikkeling tussen de uitgangssituatie T0 vóór de suppletie (2017) en de waarnemingen op T1 (2019) en T2 (2021). Ecologische analyses van de bodemdiergemeenschappen in de buitendelta van Ameland werden eerder uitgevoerd o.a. voor de T0 in Verduin & Lewis (2018) en Holzhauer et al. (2022) en voor de T0-T1 in Schellekens & Verduin (2020) en van Hal et al. (2021). Bij de huidige verwerking van de T0-T1-T2 dataset is, ten gunste van de consistentie, rekening gehouden met de opgedane ervaring en gekozen benadering in die eerdere werken bij de beantwoording van onderstaande vragen: a) Welke bodemdierengemeenschappen komen voor in de buitendelta van het Amelander Zeegat op basis van de toegepaste bemonsteringsmethodiek (box corer) vóórdat de suppletie plaats vindt? b) Wat is de ruimtelijke en temporele variatie in de bodemdiergemeenschappen? c) Wat zijn de effecten van de zandsuppleties op de bodemdierengemeenschappen na 1 en 3 jaar (T=1, T=2) op basis van de analyse en resultaten van de data uit de box-corer? d) Wat is de relatie tussen het voorkomen van de verschillende bodemdierengemeenschappen op en rondom de suppletielocaties en de abiotische factoren (sedimentsamenstelling en hydrodynamica). Op basis van de huidige analyses zijn de volgende antwoorden geformuleerd: Zoals ook beschreven in Holzhauer et al. (2022) toont de ruimtelijke verdeling van de bodemdierengemeenschappen in de buitendelta van Ameland een sterke relatie met de geomorfologische structuren en de daarmee gepaard gradiënten in hydrodynamische omstandigheden. De bodemdierengemeenschappen in de buitendelta van Ameland zijn over het algemeen typisch voor gebieden die blootgesteld zijn sterke hydrodynamische regime, golven op ondiepe gebieden en getijstromingen in de geulen. Alleen aan de buitenrand van het gebied bevinden zich bodemdierengemeenschappen die beter gedijen in wat rustigere omstandigheden. Omvangrijke veranderingen in de bodemdierengemeenschappen waargenomen tussen 2017 en 2019 zijn gevolgd in 2021 door een partieel herstel van de, in 2017, aanwezige ruimtelijke structuren. Deze waarnemingen wijzen op de sterke jaarlijkse veranderingen van de bodemdieren-gemeenschappen die plaats kunnen vinden in de buitendelta van Ameland. De aanleg van de suppletie toont een sterk effect op de totale dichtheid en soortensamenstelling binnen de suppletie op T1 (2019) gevolgd door een toename tot ‘referentieniveaus’ op T2 (2021). De snelheid waarmee dit herstel plaats vindt in het suppletie gebied wijst op het opportunisme van soorten in gebieden die van natuur blootgesteld zijn aan sterke fysieke verstoringen. De beschikbare abiotische factoren gebruikt in de multivariate analyse (diepte, korrelgrootte, stroom- en orbitaalsnelheid) verklaren 22% van de variantie in de bodemdiersamenstelling en -dichtheid. De soortensamenstelling toont een eenduidige relatie met de omgevingsfactoren en bevestigt de rol ervan in de ruimtelijke indeling van de bodemdierengemeenschappen tussen de geomorfologische eenheden in de buitendelta.
AB - Om de veiligheid van de Nederlandse kust te garanderen is gekozen voor een suppletiestrategie waarbij de basiskustlijn wordt gehandhaafd en het kustfundament te laten meestijgen met de zeespiegelstijging. Rijkswaterstaat heeft besloten om de kennis over de uitvoerbaarheid en de effectiviteit van een grootschalige suppletie op een buitendelta te vergroten. De buitendelta van het Amelander Zeegat is daarbij gekozen als locatie voor een pilotsuppletie over de uitvoerbaarheid en de effectiviteit van een grootschalige suppletie op een buitendelta. De pilotsuppletie, welke onder het onderzoeksprogramma Kustgenese 2.0 (KG 2.0) valt, werd uitgevoerd in de periode maart 2018 – maart 2019. Gedurende KG 2.0 vond er op 3 momenten in de tijd ecologische monitoring plaats, respectievelijk 2017 (T0), 2019 (T1) en 2021 (T2) van verschillende trofische niveaus: benthos, zandspiering, grote stern, zwarte zee-eend en zeehonden tijdens T0 en T1. Tijdens de T2 is alleen benthos bemonsterd. Naast de ecologische monitoring zijn er tijdens de benthosbemonstering parallel sedimentmonsters genomen en geanalyseerd op korrelgrootte. De huidige studie richt zich op de statistische analyse van de ecologische ontwikkeling tussen de uitgangssituatie T0 vóór de suppletie (2017) en de waarnemingen op T1 (2019) en T2 (2021). Ecologische analyses van de bodemdiergemeenschappen in de buitendelta van Ameland werden eerder uitgevoerd o.a. voor de T0 in Verduin & Lewis (2018) en Holzhauer et al. (2022) en voor de T0-T1 in Schellekens & Verduin (2020) en van Hal et al. (2021). Bij de huidige verwerking van de T0-T1-T2 dataset is, ten gunste van de consistentie, rekening gehouden met de opgedane ervaring en gekozen benadering in die eerdere werken bij de beantwoording van onderstaande vragen: a) Welke bodemdierengemeenschappen komen voor in de buitendelta van het Amelander Zeegat op basis van de toegepaste bemonsteringsmethodiek (box corer) vóórdat de suppletie plaats vindt? b) Wat is de ruimtelijke en temporele variatie in de bodemdiergemeenschappen? c) Wat zijn de effecten van de zandsuppleties op de bodemdierengemeenschappen na 1 en 3 jaar (T=1, T=2) op basis van de analyse en resultaten van de data uit de box-corer? d) Wat is de relatie tussen het voorkomen van de verschillende bodemdierengemeenschappen op en rondom de suppletielocaties en de abiotische factoren (sedimentsamenstelling en hydrodynamica). Op basis van de huidige analyses zijn de volgende antwoorden geformuleerd: Zoals ook beschreven in Holzhauer et al. (2022) toont de ruimtelijke verdeling van de bodemdierengemeenschappen in de buitendelta van Ameland een sterke relatie met de geomorfologische structuren en de daarmee gepaard gradiënten in hydrodynamische omstandigheden. De bodemdierengemeenschappen in de buitendelta van Ameland zijn over het algemeen typisch voor gebieden die blootgesteld zijn sterke hydrodynamische regime, golven op ondiepe gebieden en getijstromingen in de geulen. Alleen aan de buitenrand van het gebied bevinden zich bodemdierengemeenschappen die beter gedijen in wat rustigere omstandigheden. Omvangrijke veranderingen in de bodemdierengemeenschappen waargenomen tussen 2017 en 2019 zijn gevolgd in 2021 door een partieel herstel van de, in 2017, aanwezige ruimtelijke structuren. Deze waarnemingen wijzen op de sterke jaarlijkse veranderingen van de bodemdieren-gemeenschappen die plaats kunnen vinden in de buitendelta van Ameland. De aanleg van de suppletie toont een sterk effect op de totale dichtheid en soortensamenstelling binnen de suppletie op T1 (2019) gevolgd door een toename tot ‘referentieniveaus’ op T2 (2021). De snelheid waarmee dit herstel plaats vindt in het suppletie gebied wijst op het opportunisme van soorten in gebieden die van natuur blootgesteld zijn aan sterke fysieke verstoringen. De beschikbare abiotische factoren gebruikt in de multivariate analyse (diepte, korrelgrootte, stroom- en orbitaalsnelheid) verklaren 22% van de variantie in de bodemdiersamenstelling en -dichtheid. De soortensamenstelling toont een eenduidige relatie met de omgevingsfactoren en bevestigt de rol ervan in de ruimtelijke indeling van de bodemdierengemeenschappen tussen de geomorfologische eenheden in de buitendelta.
UR - https://edepot.wur.nl/583169
U2 - 10.18174/583169
DO - 10.18174/583169
M3 - Report
T3 - Wageningen Marine Research rapport
BT - Effecten van de zandsuppletie in het Amelander Zeegat op de bodemdieren-gemeenschappen 1 en 3 jaar na aanleg
PB - Wageningen Marine Research
CY - Yerseke
ER -