EBEO 2.0: deelproject landschapskwaliteit

Research output: Book/ReportReportProfessional

Abstract

De samenstelling van macrofaunalevensgemeenschappen wordt naast de omstandigheden in het water gestuurd door de kwaliteit van het landschap rondom het water. Waterinsecten hebben bijvoorbeeld een volwassen stadium dat de omgeving van het water gebruikt om te schuilen, te foerageren en om zich te verplaatsen naar andere wateren. Wordt aan bepaalde randvoorwaarden op het land niet voldaan, dan ontbreken deze soorten in de levensgemeenschap, wat consequenties heeft voor de beoordeling van de ecologische waterkwaliteit. Deze rapportage geeft op basis van een literatuurstudie een overzicht van de relaties die de macrofauna, en waterinsecten in het bijzonder, hebben met het landschap waarin zij leven. Er is hierbij zowel naar relaties op lokale schaal gekeken als naar dispersie, wat op een groter landschappelijk schaalniveau speelt. Beide elementen zijn vervolgens uitgewerkt tot prototype instrumenten. Om de lokale relaties in beeld te brengen is een koppeling gemaakt tussen landgebruik en het voorkomen van macrofauna in de Nederlandse wateren. Hierbij is het landschap onder referentieomstandigheden als uitgangspunt genomen met bos, moeras en open natuur als geprefereerde landschapstypen. Vervolgens is voor verschillende groepen watertypen bepaald welke indicatieve soorten (kenmerkende, positief dominante en positieve taxa) een binding hebben met deze landschapstypen. Op basis van de verhouding tussen het aantal aangetroffen landschapsindicatoren op een meetpunt en het totaal aantal landschapsindicatoren voor het betreffende KRW-watertype kan een stressscore worden bepaald. Ook kan de indicatorlijst worden gebruikt om te bepalen welke indicatoren voor zouden kunnen komen in een waterlichaam wanneer er een bepaald landschap aanwezig is of wordt gerealiseerd via inrichtings- of herstelmaatregelen rondom het water. Om het effect van dispersielimitatie op de samenstelling van de levensgemeenschappen in beeld te brengen, is een verspreidingsmodel opgesteld. Hiermee kan voor ieder meetpunt in Nederland worden berekend welke indicatorsoorten op een meetpunt zouden kunnen voorkomen op basis van hun potentiële verspreidingsgebied en hoe dit zich verhoudt tot het totale aantal gewenste soorten voor het betreffende KRW-watertype. De hier ontwikkelde prototype instrumenten zullen getest gaan worden in de EBEO 2.0 ‘Levende laboratoria’, om te beoordelen of ze in de nieuwe beoordelingssystematiek EBEO 2.0 meegenomen kunnen worden.
Original languageDutch
Place of PublicationAmersfoort
PublisherSTOWA
Number of pages77
ISBN (Print)9789464790863
Publication statusPublished - Sept 2024

Publication series

NameSTOWA-rapport
No.2024-33

Cite this