TY - BOOK
T1 - Density-dependent growth in North Sea plaice (Pleuronectes platessa): effects of undersized bycatch mortality
AU - van Kooten, Tobias
AU - Chen, Chun
AU - Melis, Eleni
AU - Soudijn, Floor
N1 - Project number: 4311400052
PY - 2023/10
Y1 - 2023/10
N2 - Er bestaat al enige tijd het vermoeden dat de afnemende groei van schol wordt veroorzaakt door toegenomen concurrentie tussen de vissen, die wordt versterkt door de grote aantallen in het bestand (zogenaamde dichtheids-afhankelijke groei). Als de toename van het aantal schollen hun groei remt, dan kan ook het omgekeerde effect ontstaan: door de aantallen te verlagen, groeien de overgebleven vissen harder. Als dit effect belangrijk is kan het vangstverlies aan maatse vis door bijvangst van ondermaatse schol kleiner zijn dan verwacht, of zelfs helemaal omkeren, zodat meer bijvangst leidt tot meer vangbare schol later. In dat uiterste geval zou het voorkomen van sterfte van ondermaatse vis leiden tot minder, in plaats van meer vangbare schol. Om dit te onderzoeken hebben we een nieuw ontwikkelde statistische methode ingezet, waarmee we duidelijk een aan de aantallen gerelateerde groeisnelheid vinden voor schollen tussen 17 en 27 centimeter. Precies de grootteklasse van de ondermaatse bijvangst dus. Voor de andere maten vonden we dit niet. De gevonden relatie hebben we gebruikt in een model wat erg lijkt op dat waarmee referentiepunten voor de visserij, zoals Fmsy en Blim, worden bepaald door ICES. Met dat model hebben we vervolgens gekeken wat het effect op de vangst is, wanneer de overleving van ondermaatse schol wordt verhoogd of verlaagd ten opzichte van de huidige overleving. We vinden een beperkt effect van het hierboven beschreven mechanisme. Als we doen alsof er geen relatie is tussen groei en aantallen (de huidige praktijk) en we zetten de bijvangst van ondermaatse schol helemaal op nul, dan vinden we voor de huidige visserij een toename in de vangst van ongeveer 17.5% ten opzichte van de voorspelde vangst met de huidige overleving van ondermaatse bijvangst. Wanneer we de gevonden relatie tussen aantallen en groei gebruiken, is deze toename ongeveer 11.5%. De verwachting is dus nog steeds een hogere vangst dan nu, als geen ondermaatse bijvangst meer plaatsvindt, maar het voordeel is niet zo groot als tot nog toe aangenomen. De sterkte van de relatie tussen groei en aantallen varieert in de tijd. Omdat die relatie sterk bepalend is voor de uitkomsten die we hier vinden, is het belangrijk deze ook in de toekomst te blijven meten. Zo houden we zicht op de uiteindelijke effecten van maatregelen zoals de aanlandplicht, en uitzonderingen daarop.
AB - Er bestaat al enige tijd het vermoeden dat de afnemende groei van schol wordt veroorzaakt door toegenomen concurrentie tussen de vissen, die wordt versterkt door de grote aantallen in het bestand (zogenaamde dichtheids-afhankelijke groei). Als de toename van het aantal schollen hun groei remt, dan kan ook het omgekeerde effect ontstaan: door de aantallen te verlagen, groeien de overgebleven vissen harder. Als dit effect belangrijk is kan het vangstverlies aan maatse vis door bijvangst van ondermaatse schol kleiner zijn dan verwacht, of zelfs helemaal omkeren, zodat meer bijvangst leidt tot meer vangbare schol later. In dat uiterste geval zou het voorkomen van sterfte van ondermaatse vis leiden tot minder, in plaats van meer vangbare schol. Om dit te onderzoeken hebben we een nieuw ontwikkelde statistische methode ingezet, waarmee we duidelijk een aan de aantallen gerelateerde groeisnelheid vinden voor schollen tussen 17 en 27 centimeter. Precies de grootteklasse van de ondermaatse bijvangst dus. Voor de andere maten vonden we dit niet. De gevonden relatie hebben we gebruikt in een model wat erg lijkt op dat waarmee referentiepunten voor de visserij, zoals Fmsy en Blim, worden bepaald door ICES. Met dat model hebben we vervolgens gekeken wat het effect op de vangst is, wanneer de overleving van ondermaatse schol wordt verhoogd of verlaagd ten opzichte van de huidige overleving. We vinden een beperkt effect van het hierboven beschreven mechanisme. Als we doen alsof er geen relatie is tussen groei en aantallen (de huidige praktijk) en we zetten de bijvangst van ondermaatse schol helemaal op nul, dan vinden we voor de huidige visserij een toename in de vangst van ongeveer 17.5% ten opzichte van de voorspelde vangst met de huidige overleving van ondermaatse bijvangst. Wanneer we de gevonden relatie tussen aantallen en groei gebruiken, is deze toename ongeveer 11.5%. De verwachting is dus nog steeds een hogere vangst dan nu, als geen ondermaatse bijvangst meer plaatsvindt, maar het voordeel is niet zo groot als tot nog toe aangenomen. De sterkte van de relatie tussen groei en aantallen varieert in de tijd. Omdat die relatie sterk bepalend is voor de uitkomsten die we hier vinden, is het belangrijk deze ook in de toekomst te blijven meten. Zo houden we zicht op de uiteindelijke effecten van maatregelen zoals de aanlandplicht, en uitzonderingen daarop.
UR - https://edepot.wur.nl/640016
U2 - 10.18174/640016
DO - 10.18174/640016
M3 - Report
T3 - Wageningen Marine Research rapport
BT - Density-dependent growth in North Sea plaice (Pleuronectes platessa): effects of undersized bycatch mortality
PB - Wageningen Marine Research
CY - IJmuiden
ER -