TY - BOOK
T1 - Definiëring van waterrijke gebieden in Nederland in relatie tot vogelgriepbesmettingsrisico bij commerciële pluimveebedrijven bij commerciële pluimveebedrijven in Nederland
AU - Gonzales, J.L.
AU - Hennen, W.H.G.J.
AU - Petie, R.
AU - Elbers, A.R.W.
N1 - Project number: BO-43-111-039 / KD-2021-051
PY - 2023/9/27
Y1 - 2023/9/27
N2 - Uit recent WBVR-onderzoek zijn verschillende risicofactoren bekend die van invloed zijn op de kans op besmetting met hoog-pathogene aviaire influenza (HPAI) bij commercieel pluimvee, zoals (combinaties van) bedrijfstypen en landschapsvariabelen. In diverse beleidstrajecten, zoals het intensiveringsplan preventie vogelgriep en de meekoppelende structurerende keuze dierziekten en zoönosen binnen het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), is aandacht voor deze risicofactoren in relatie tot HPAI. Een belangrijke landschapsvariabele is de nabijheid en de hoeveelheid van water rondom pluimveebedrijven. Water in de vorm van sloten, vaarten, meren etc. is een stabiele factor, d.w.z. een factor die in de tijd nauwelijks tot niet veranderd in het landschap. Om met deze risicofactor rekening te kunnen houden is het noodzakelijk om vast te kunnen stellen wanneer een locatie met een pluimveebedrijf waterrijk is. Er zijn daarom twee modellen ontwikkelt, een basismodel op basis van alleen wateroppervlak in een straal van 500 m rond een pluimveebedrijf en een model dat wateroppervlak en oppervlak bos en bomen in een straal van 500 m rond een pluimveebedrijf combineert, waarmee op een praktische en ondubbelzinnige wijze het risico van HPAI- besmetting van pluimveebedrijven kan worden geclassificeerd. Daarbij moet worden opgemerkt dat de veel uitgebreidere modellen met meer variabelen (maar niet allemaal stabiel in de tijd) zoals eerder gerapporteerd door Gonzales et al. (2023), beter presteren (combinatie van gevoeligheid en specificiteit). Er worden verschillende beslisbomen gepresenteerd waarmee men door een specifieke keuze van een afkapwaarde voor de oppervlakte water en/of bos en bomen in een straal van 500 m rond een pluimveebedrijf, een overzicht krijgt van de prestatie op het gebied van gevoeligheid en specificiteit in het classificeren van het HPAI-besmettingsrisico. Het basismodel (water alleen) heeft een optimale combinatie (grootste som van gevoeligheid en specificiteit) van 58% gevoeligheid en 70% specificiteit bij een afkapwaarden van wateroppervlak van ≥ 3.2 ha. Een hogere gewenste specificiteit gaat daarbij gepaard met een lagere gevoeligheid door een hogere afkapwaarde te kiezen van wateroppervlak. Het model waarin water en bos en bomen wordt gecombineerd heeft een optimale combinatie van 44% gevoeligheid en 84% specificiteit bij een afkapwaarden van wateroppervlak van ≥ 3.2 ha en een afkapwaarde van oppervlak bos en bomen van < 0.1 ha. Bij een vergelijkbare specificiteit van 84% als het gecombineerde model, heeft het basismodel met alleen water een lagere gevoeligheid (39%) in vergelijking met het gecombineerde model (44%). Ook hierbij geldt: een hogere gewenste specificiteit gaat daarbij gepaard met een lagere gevoeligheid door een hogere afkapwaarde te kiezen van wateroppervlak. Samenvattend: in vergelijking met het basis model (water alleen) heeft het gecombineerde model (water en bos/bomen) een verbeterde specificiteit met een lager compromis m.b.t. de gevoeligheid. Voor alle modellen resulteert een verhoging van de specificiteit van de identificering van risicogebieden in een verhoging van de zekerheid van de correcte classificatie van gebieden met een hoog HPAI-besmettingsrisico.
AB - Uit recent WBVR-onderzoek zijn verschillende risicofactoren bekend die van invloed zijn op de kans op besmetting met hoog-pathogene aviaire influenza (HPAI) bij commercieel pluimvee, zoals (combinaties van) bedrijfstypen en landschapsvariabelen. In diverse beleidstrajecten, zoals het intensiveringsplan preventie vogelgriep en de meekoppelende structurerende keuze dierziekten en zoönosen binnen het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), is aandacht voor deze risicofactoren in relatie tot HPAI. Een belangrijke landschapsvariabele is de nabijheid en de hoeveelheid van water rondom pluimveebedrijven. Water in de vorm van sloten, vaarten, meren etc. is een stabiele factor, d.w.z. een factor die in de tijd nauwelijks tot niet veranderd in het landschap. Om met deze risicofactor rekening te kunnen houden is het noodzakelijk om vast te kunnen stellen wanneer een locatie met een pluimveebedrijf waterrijk is. Er zijn daarom twee modellen ontwikkelt, een basismodel op basis van alleen wateroppervlak in een straal van 500 m rond een pluimveebedrijf en een model dat wateroppervlak en oppervlak bos en bomen in een straal van 500 m rond een pluimveebedrijf combineert, waarmee op een praktische en ondubbelzinnige wijze het risico van HPAI- besmetting van pluimveebedrijven kan worden geclassificeerd. Daarbij moet worden opgemerkt dat de veel uitgebreidere modellen met meer variabelen (maar niet allemaal stabiel in de tijd) zoals eerder gerapporteerd door Gonzales et al. (2023), beter presteren (combinatie van gevoeligheid en specificiteit). Er worden verschillende beslisbomen gepresenteerd waarmee men door een specifieke keuze van een afkapwaarde voor de oppervlakte water en/of bos en bomen in een straal van 500 m rond een pluimveebedrijf, een overzicht krijgt van de prestatie op het gebied van gevoeligheid en specificiteit in het classificeren van het HPAI-besmettingsrisico. Het basismodel (water alleen) heeft een optimale combinatie (grootste som van gevoeligheid en specificiteit) van 58% gevoeligheid en 70% specificiteit bij een afkapwaarden van wateroppervlak van ≥ 3.2 ha. Een hogere gewenste specificiteit gaat daarbij gepaard met een lagere gevoeligheid door een hogere afkapwaarde te kiezen van wateroppervlak. Het model waarin water en bos en bomen wordt gecombineerd heeft een optimale combinatie van 44% gevoeligheid en 84% specificiteit bij een afkapwaarden van wateroppervlak van ≥ 3.2 ha en een afkapwaarde van oppervlak bos en bomen van < 0.1 ha. Bij een vergelijkbare specificiteit van 84% als het gecombineerde model, heeft het basismodel met alleen water een lagere gevoeligheid (39%) in vergelijking met het gecombineerde model (44%). Ook hierbij geldt: een hogere gewenste specificiteit gaat daarbij gepaard met een lagere gevoeligheid door een hogere afkapwaarde te kiezen van wateroppervlak. Samenvattend: in vergelijking met het basis model (water alleen) heeft het gecombineerde model (water en bos/bomen) een verbeterde specificiteit met een lager compromis m.b.t. de gevoeligheid. Voor alle modellen resulteert een verhoging van de specificiteit van de identificering van risicogebieden in een verhoging van de zekerheid van de correcte classificatie van gebieden met een hoog HPAI-besmettingsrisico.
UR - https://edepot.wur.nl/634778
U2 - 10.18174/634778
DO - 10.18174/634778
M3 - Report
T3 - Rapport / Wageningen Bioveterinary Research
BT - Definiëring van waterrijke gebieden in Nederland in relatie tot vogelgriepbesmettingsrisico bij commerciële pluimveebedrijven bij commerciële pluimveebedrijven in Nederland
PB - Wageningen Bioveterinary Research
CY - Lelystad
ER -