@book{364b5092ec0f47b6962f256a8e346749,
title = "De gevolgen van de bronbemalingen ten behoeve van de bouw van de Coentunnel voor het gebied ten noorden van het Noordzeekanaal",
abstract = "In verband met de aanleg van de Coen- en de IJtunnel onder het Noordzeekanaal werden door Rijkswaterstaat bij Tuindorp Oostzaan een aantal bouwdokken voor het bouwen van de tunnelsecties en een bouwput voor de Coentunnel ingericht op de noordelijke oever van het kanaal. Deze werken worden door bronbemaling watervrij gehouden. Deze bronbemalingen onttrekken grote hoeveelheden water aan de zandondergrond, met als gevolg dat de potentiaal van het grondwater hierin aanmerkelijk wordt verlaagd. Na het begin van de bemaling van de bouwputten, welke plaatsvond tussen 15 december 1961 en 1 januari 1962 werden door enige boeren klachten geuit over zodanige bodemdalingen in een strook grond ter breedte van 200 a 300 m gelegen langs de weg van Tuindorp Oostzaan naar Oostzaan dat daardoor het grasland zelfs in droge perioden door een te hoge grondwaterstand of doordat zelfs water op het land kwam te staan, onbeweidbaar was geworden.",
keywords = "tunnels, ontwerp, grondwaterstand, bronbemaling, noord-holland, tunnels, design, groundwater level, well-point drainage, noord-holland",
author = "J.J. Kouwe",
year = "1963",
language = "Dutch",
series = "Nota / Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding",
publisher = "Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding",
number = "226",
}