De bodemgesteldheid van de deelgebieden Blokzijl-Vollenhove en Blankenham-Kuinre in het landinrichtingsproject Noordwest-Overijssel; resultaten van een bodemgeografisch onderzoek

J. Stolp

    Research output: Book/ReportReportProfessional

    Abstract

    De gronden variëren van holocene klei- en veengronden tot zandgronden, ontwikkeld in pleistocene afzettingen (keileem, dekzand). Het tot 10 m boven NAP uitstijgende keileem-zandgebied van Vollenhove heeft op de hoogste delen keileemverweringsgronden en lemige bruine enkeerdgronden op keileem. In het dunne dekzand op keileem zijn veldpodzolgronden, laarpodzolgronden en gooreerdgronden onderscheiden. Buiten dit gebied nemen gronden met een dun (< 40 cm) en matig dik (40-80 cm) dek van klei of zavel op veen de grootste oppervlakte in (waardveengronden en drechtvaaggronden). Voormalige buitenlanden en ingepolderde (Noordoostpolder)gronden bestaan uit meer dan 80 cm klei of zavel (poldervaaggronden) of uit kalkhoudend, uiterst fijn (Blokzijl)zand (kalkhoudende zandgronden). In veel (binnendijks gelegen) polders zijn grondwatertrappen IIa en IIIa voor de waterhuishouding in de gronden aangegeven. De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd op een bodem- en grondwatertrappenkaart , ook in digitale vorm.
    Original languageUndefined/Unknown
    Place of PublicationWageningen
    PublisherStaring Centrum
    Number of pages143
    Publication statusPublished - 1999

    Publication series

    NameRapport
    No.626

    Cite this