De beworteling van enige grassoorten bij verschillende bodemvruchtbaarheid

J.G.P. Dirven, K. Wind

    Research output: Contribution to journalArticleProfessional

    Abstract

    Op de tot rust gekomen stuifzanden worden naast buntgras ook schapegras en rood zwenkgras aangetroffen. In dit extreme milieu (voedselarmoede, gering waterhoudend vermogen van de grond en hoge bodemtemperaturen) was de spruitwortelverhouding bij laatstgenoemde grassoorten lager dan die bij buntgras. Bepaling van deze verhouding vond plaats in het bloeistadium, omdat na de bloei de wortelhoeveelheid nagenoeg niet meer toeneemt. Uit bemestingsproeven met verschillende grassoorten bleek echter, dat bij een toenemende mineralenvoorziening de absolute wortelhoeveelheid tot een zeker maximum stijgt en daarna gaat dalen. Voor Engels raaigras en gewoon struisgras lag dit maximum bij verschillende bemestingstoestanden. Aangezien bij verhoging van de mestgiften de opbrengst aan spruiten blijft stijgen, kan bij eenzelfde wortelhoeveelheid het gewicht aan spruiten zeer sterk uiteenlopen. Voor een juiste interpretatie van de spruit-wortelverhouding van grassen in de veldsituatie zijn dan ook vergelijkende proeven met bemestingsreeksen noodzakelijk. Bij hogere mestgiften zullen de wortelhoeveelheden en de gehalten aan wateroplosbare koolhydraten in de verschillende componenten dalen. Hierdoor zal de totale hoeveelheid reservestoffen in het wortelstelsel afnemen, wat de hergroei van het gras na ontbladering kan vertragen. Bovendien bestaat de kans, dat in een minder goed doorwortelde bovenlaag allerlei ongewenste plantesoorten zich gaan vestigen
    Original languageDutch
    Pages (from-to)354-359
    JournalStikstof
    Issue number95
    Publication statusPublished - 1980

    Keywords

    • plant development
    • plant physiology
    • roots
    • soil fertility
    • yield increases
    • yield losses
    • yields
    • fodder grasses

    Cite this