Abstract
Kweekvlees is vlees op basis van dierlijke cellen, gemaakt met behulp van weefselkweektechnieken. Het is een idee in ontwikkeling, waarvan tot nu toe alleen een ‘proof of principle’ is gepresenteerd.
Kweekvlees roept meer op dan alleen positieve of negatieve reacties; het idee triggert discussie over ambivalenties rond vlees en zet de (morele) verbeelding in werking. Beide effecten zijn in eerder onderzoek naar voren gekomen. Begin 2013 heeft het ministerie van EZ opdracht gegeven om, in aanvulling op een lopend project rond kweekvlees, publieke reacties en mogelijke acceptatie van kweekvlees te verkennen met behulp van workshops, met het karakter van focusgroepen. Dit rapport vormt hiervan de weerslag. Het heeft tot doel overheid en bedrijfsleven meer inzicht te bieden in ideeën die in de maatschappij leven over de plaats van kweekvlees in toekomstige voedselpatronen en over de verweven betekenissen van vlees en kweekvlees.
De groepen, met zeven tot twaalf deelnemers die elkaar kenden of min of meer dezelfde achtergrond hadden, verschilden van elkaar op basis van leeftijd en herkomst (stad of platteland) van de deelnemers. Op twee na waren de deelnemers vleeseters. De workshops duurden steeds anderhalf uur en waren verdeeld in drie delen van ongeveer gelijke lengte: in het eerste deel ging het om eerste reacties en vragen, daarna kwamen vier verschillende mogelijke scenario’s ter sprake, die elk met een plaatje werden geïntroduceerd, en in het laatste half uur kwamen een aantal specifieke vragen aan de orde.
Resultaten en analyse
Overwegend reageerden de deelnemers aan de workshops verrast maar welwillend op het idee van kweekvlees. De belangrijkste reden voor die welwillendheid werd gevormd door wat men zag als het voornaamste voordeel van kweekvlees ten opzichte van gewoon vlees: het is goed voor dieren. Vooral ouderen uitten ook in bredere zin negatieve oordelen over de huidige vleesproductie en vleescultuur, veelal onder de noemer “teveel kwantiteit, te weinig kwaliteit”.
In tegenstelling tot een hypothese dat plattelandsbewoners en ouderen terughoudender zouden reageren op kweekvlees lieten de gesprekken geen duidelijk verschil in waardering zien tussen stads- en plattelandsbewoners. Ook vonden we geen aanwijzingen dat ouderen minder openstaan voor kweekvlees dan jongeren. Een ander opvallend leeftijdsverschil kwam wel naar voren: jongeren reageerden op kweekvlees vanuit hun eigen voorkeuren, terwijl ouderen vaak hun eigen voorkeuren relativeerden, met verwijzing naar eerdere voedselinnovaties. Dit verschil kwam op allerlei manieren terug en speelt een belangrijke rol bij de analyse en interpretatie van de resultaten. In een van de groepen, met deelnemers die zich via werk of studie met voedsel bezig houden, waren bedenkingen bij het kunstmatige / onnatuurlijke karakter van kweekvlees prominent aanwezig. Dit in tegenstelling tot de andere groepen.
Burgers over kweekvlees 7
Vergelijkingen. Om kweekvlees een plaats te geven en de betekenis ervan te bediscussiëren maakten mensen diverse vergelijkingen. Kweekvlees werd niet alleen vergeleken met vlees en vleesvervangers, maar ook met andere (voedsel-) innovaties (margarine, broodmachines, magnetrons, mobiele telefoons, etc). Ouderen zagen vaak analogieën met voedselveranderingen die ze zich van vroeger herinnerden, zoals margarine, Chinees eten of pasta, en relativeerden daarmee hun huidige voedselvoorkeuren. Jongeren maakten zulke vergelijkingen niet. Een verklaring ligt voor de hand: voor specifieke historische relativering missen jongeren nog de benodigde ervaringen.
Rollen. Jongeren praatten over het algemeen over wat ze zelf van kweekvlees vonden, of nog niet vonden. Ze vroegen zich in de eerste plaats af of ze het zouden eten of niet. Een typerend antwoord luidde dat ze dat wel zouden doen, mits kweekvlees er precies zo uitziet en hetzelfde smaakt als hun huidige voorkeursvlees, bijvoorbeeld hamburgers. Ouderen neigden tot meer afstand Ze vroegen zich niet zozeer af of ze kweekvlees zouden eten, maar gingen eerder nadenken over de vraag hoe het het best in de markt gezet kan worden of hoe gewenning aan nieuwe producten verloopt. Ze spraken als het ware vanuit een rol als (amateur-) marketingdeskundige, trendwatcher of cultuurcriticus. Veel van die rollen leken speciale invullingen te zijn binnen een overkoepelende rol als betrokken amateur-transitiedenker, waarbij werd geredeneerd vanuit een negatieve beoordeling van de huidige vleescultuur. De oudere deelnemers vroegen zich af onder welke voorwaarden kweekvlees (een deel van) de oplossing kan zijn voor de problemen rond vlees.
Discussie: veranderende moraal onder het oppervlak
Moreel onbehagen rond vlees blijkt niet beperkt te zijn tot relatief jonge hoogopgeleide stedelingen. Juist ook ouderen (wonend in ruraal gebied) spraken in de focusgroepen over de schaduwzijden van de huidige vleesproductie en -consumptie.
Omdat dit onbehagen vaak geen directe gevolgen heeft voor consumptiegedrag blijft het in gangbaar consumentenonderzoek vaak onderbelicht. Toch laten de door kweekvlees getriggerde gesprekken over vlees zien dat veel mensen die wat hun gedrag betreft tevreden vleeseters lijken, moreel geladen zorgen over vlees hebben. Deze studie suggereert dat de conflicterende waarderingen rond vlees kunnen helpen verklaren waarom die zorgen niet tot radicaal ander koopgedrag leiden; in ambivalente situaties blijft bestaand gedrag vaak (lang) ongewijzigd. Ook geeft deze studie reden om te denken dat nogal wat mensen wel hopen op collectieve vormen van verschuivingen, maar zichzelf niet zien als individuele morele pioniers. De enigszins speculatieve suggestie dat er een serieuze hoop bestaat op collectieve verschuivingen is gebaseerd op de betrokken manier waarop vooral oudere mensen zich in de gesprekken opwierpen als transitiedenkers, op zoek naar oplossingen voor de problemen rond vlees. Dat radicale en collectieve veranderingen in principe mogelijk zijn leiden ouderen af uit eerdere veranderingen in culturele eetgewoonten die ze in hun leven hebben meegemaakt.
Uit dit onderzoek komt de algemene suggestie naar voren dat morele onrust rond vlees in veel onderzoek voor een flink deel onzichtbaar blijft als gevolg van de gangbare nadruk op (individueel) gedrag. Om zich te krijgen op de veranderingsprocessen die (mogelijk) onder het oppervlak van het gedrag plaatsvinden, is meer aandacht nodig voor ambivalenties.
Kweekvlees roept meer op dan alleen positieve of negatieve reacties; het idee triggert discussie over ambivalenties rond vlees en zet de (morele) verbeelding in werking. Beide effecten zijn in eerder onderzoek naar voren gekomen. Begin 2013 heeft het ministerie van EZ opdracht gegeven om, in aanvulling op een lopend project rond kweekvlees, publieke reacties en mogelijke acceptatie van kweekvlees te verkennen met behulp van workshops, met het karakter van focusgroepen. Dit rapport vormt hiervan de weerslag. Het heeft tot doel overheid en bedrijfsleven meer inzicht te bieden in ideeën die in de maatschappij leven over de plaats van kweekvlees in toekomstige voedselpatronen en over de verweven betekenissen van vlees en kweekvlees.
De groepen, met zeven tot twaalf deelnemers die elkaar kenden of min of meer dezelfde achtergrond hadden, verschilden van elkaar op basis van leeftijd en herkomst (stad of platteland) van de deelnemers. Op twee na waren de deelnemers vleeseters. De workshops duurden steeds anderhalf uur en waren verdeeld in drie delen van ongeveer gelijke lengte: in het eerste deel ging het om eerste reacties en vragen, daarna kwamen vier verschillende mogelijke scenario’s ter sprake, die elk met een plaatje werden geïntroduceerd, en in het laatste half uur kwamen een aantal specifieke vragen aan de orde.
Resultaten en analyse
Overwegend reageerden de deelnemers aan de workshops verrast maar welwillend op het idee van kweekvlees. De belangrijkste reden voor die welwillendheid werd gevormd door wat men zag als het voornaamste voordeel van kweekvlees ten opzichte van gewoon vlees: het is goed voor dieren. Vooral ouderen uitten ook in bredere zin negatieve oordelen over de huidige vleesproductie en vleescultuur, veelal onder de noemer “teveel kwantiteit, te weinig kwaliteit”.
In tegenstelling tot een hypothese dat plattelandsbewoners en ouderen terughoudender zouden reageren op kweekvlees lieten de gesprekken geen duidelijk verschil in waardering zien tussen stads- en plattelandsbewoners. Ook vonden we geen aanwijzingen dat ouderen minder openstaan voor kweekvlees dan jongeren. Een ander opvallend leeftijdsverschil kwam wel naar voren: jongeren reageerden op kweekvlees vanuit hun eigen voorkeuren, terwijl ouderen vaak hun eigen voorkeuren relativeerden, met verwijzing naar eerdere voedselinnovaties. Dit verschil kwam op allerlei manieren terug en speelt een belangrijke rol bij de analyse en interpretatie van de resultaten. In een van de groepen, met deelnemers die zich via werk of studie met voedsel bezig houden, waren bedenkingen bij het kunstmatige / onnatuurlijke karakter van kweekvlees prominent aanwezig. Dit in tegenstelling tot de andere groepen.
Burgers over kweekvlees 7
Vergelijkingen. Om kweekvlees een plaats te geven en de betekenis ervan te bediscussiëren maakten mensen diverse vergelijkingen. Kweekvlees werd niet alleen vergeleken met vlees en vleesvervangers, maar ook met andere (voedsel-) innovaties (margarine, broodmachines, magnetrons, mobiele telefoons, etc). Ouderen zagen vaak analogieën met voedselveranderingen die ze zich van vroeger herinnerden, zoals margarine, Chinees eten of pasta, en relativeerden daarmee hun huidige voedselvoorkeuren. Jongeren maakten zulke vergelijkingen niet. Een verklaring ligt voor de hand: voor specifieke historische relativering missen jongeren nog de benodigde ervaringen.
Rollen. Jongeren praatten over het algemeen over wat ze zelf van kweekvlees vonden, of nog niet vonden. Ze vroegen zich in de eerste plaats af of ze het zouden eten of niet. Een typerend antwoord luidde dat ze dat wel zouden doen, mits kweekvlees er precies zo uitziet en hetzelfde smaakt als hun huidige voorkeursvlees, bijvoorbeeld hamburgers. Ouderen neigden tot meer afstand Ze vroegen zich niet zozeer af of ze kweekvlees zouden eten, maar gingen eerder nadenken over de vraag hoe het het best in de markt gezet kan worden of hoe gewenning aan nieuwe producten verloopt. Ze spraken als het ware vanuit een rol als (amateur-) marketingdeskundige, trendwatcher of cultuurcriticus. Veel van die rollen leken speciale invullingen te zijn binnen een overkoepelende rol als betrokken amateur-transitiedenker, waarbij werd geredeneerd vanuit een negatieve beoordeling van de huidige vleescultuur. De oudere deelnemers vroegen zich af onder welke voorwaarden kweekvlees (een deel van) de oplossing kan zijn voor de problemen rond vlees.
Discussie: veranderende moraal onder het oppervlak
Moreel onbehagen rond vlees blijkt niet beperkt te zijn tot relatief jonge hoogopgeleide stedelingen. Juist ook ouderen (wonend in ruraal gebied) spraken in de focusgroepen over de schaduwzijden van de huidige vleesproductie en -consumptie.
Omdat dit onbehagen vaak geen directe gevolgen heeft voor consumptiegedrag blijft het in gangbaar consumentenonderzoek vaak onderbelicht. Toch laten de door kweekvlees getriggerde gesprekken over vlees zien dat veel mensen die wat hun gedrag betreft tevreden vleeseters lijken, moreel geladen zorgen over vlees hebben. Deze studie suggereert dat de conflicterende waarderingen rond vlees kunnen helpen verklaren waarom die zorgen niet tot radicaal ander koopgedrag leiden; in ambivalente situaties blijft bestaand gedrag vaak (lang) ongewijzigd. Ook geeft deze studie reden om te denken dat nogal wat mensen wel hopen op collectieve vormen van verschuivingen, maar zichzelf niet zien als individuele morele pioniers. De enigszins speculatieve suggestie dat er een serieuze hoop bestaat op collectieve verschuivingen is gebaseerd op de betrokken manier waarop vooral oudere mensen zich in de gesprekken opwierpen als transitiedenkers, op zoek naar oplossingen voor de problemen rond vlees. Dat radicale en collectieve veranderingen in principe mogelijk zijn leiden ouderen af uit eerdere veranderingen in culturele eetgewoonten die ze in hun leven hebben meegemaakt.
Uit dit onderzoek komt de algemene suggestie naar voren dat morele onrust rond vlees in veel onderzoek voor een flink deel onzichtbaar blijft als gevolg van de gangbare nadruk op (individueel) gedrag. Om zich te krijgen op de veranderingsprocessen die (mogelijk) onder het oppervlak van het gedrag plaatsvinden, is meer aandacht nodig voor ambivalenties.
Original language | Dutch |
---|---|
Place of Publication | Wageningen |
Publisher | Wageningen University |
Number of pages | 48 |
Publication status | Published - Dec 2014 |