Bodemstructuur en regenwormen 2004: Veldproef t.b.v. het voorkomen van rooiproblemen van aardappelen m.b.t. de regenwormen in de Flevopolder.

K. van Rozen, A. Ester

Research output: Book/ReportReportProfessional

Abstract

Begin jaren ‘90 werden voor het eerst problemen gemeld omtrent het rooien van aardappelen op enkele percelen in de Flevopolder. Nadien kwamen steeds meer meldingen bij het PPO-AGV binnen, voornamelijk op kleigronden met een hoger lutumgehalte. Het PPO heeft aangetoond dat hoge aantallen regenwormen door hun activiteit de problemen kunnen veroorzaken. Na een regenperiode worden in natte aardappelruggen de regenwormen boven in actief. Het gevolg is dat ze klei versmeren. Als vervolgens een droge periode aanbreekt uit dit zich in het moeizamer rooien van de aardappelen waarbij veel tarra wordt geoogst, dan zonder hoge aantallen wormen onder dezelfde omstandigheden. Soms ontstaan er grote kleiplaten (bovenste laag van de aardappelruggen) of worden gehele aardappelruggen met in grond ingebedde aardappelen geoogst, waarbij zelfs percelen niet gerooid kunnen worden. Bij andere rooivruchten komen deze problemen eveneens voor. In 1998 werd in een bietenperceel op een wormenplek een aanmerkelijk hogere weerstand in de bovenste 12 cm van de grond gemeten ten opzichte van een belendende plek met minder regenwormen op hetzelfde perceel.
Original languageDutch
PublisherPraktijkonderzoek Plant & Omgeving
Number of pages45
Publication statusPublished - Dec 2004

Cite this