Abstract
Begin jaren ‘90 werden voor het eerst problemen gemeld omtrent het rooien van aardappelen op enkele
percelen in de Flevopolder. Nadien kwamen steeds meer meldingen bij het PPO-AGV binnen, voornamelijk
op kleigronden met een hogere afslibbaarheid. Het PPO heeft aangetoond dat hoge aantallen regenwormen
door hun activiteit de problemen kunnen veroorzaken. Na een regenperiode worden in natte
aardappelruggen de regenwormen boven in actief. Het gevolg is dat ze klei versmeren. Als vervolgens een
droge periode aanbreekt uit dit zich in het moeizamer rooien van de aardappelen waarbij veel tarra wordt
geoogst, dan zonder hoge aantallen wormen onder dezelfde omstandigheden. Soms ontstaan er grote
kleiplaten (bovenste laag van de aardappelruggen) of worden gehele aardappelruggen met in grond
ingebedde aardappelen geoogst, waarbij zelfs percelen niet gerooid kunnen worden. Bij andere
rooivruchten komen deze problemen eveneens voor.
percelen in de Flevopolder. Nadien kwamen steeds meer meldingen bij het PPO-AGV binnen, voornamelijk
op kleigronden met een hogere afslibbaarheid. Het PPO heeft aangetoond dat hoge aantallen regenwormen
door hun activiteit de problemen kunnen veroorzaken. Na een regenperiode worden in natte
aardappelruggen de regenwormen boven in actief. Het gevolg is dat ze klei versmeren. Als vervolgens een
droge periode aanbreekt uit dit zich in het moeizamer rooien van de aardappelen waarbij veel tarra wordt
geoogst, dan zonder hoge aantallen wormen onder dezelfde omstandigheden. Soms ontstaan er grote
kleiplaten (bovenste laag van de aardappelruggen) of worden gehele aardappelruggen met in grond
ingebedde aardappelen geoogst, waarbij zelfs percelen niet gerooid kunnen worden. Bij andere
rooivruchten komen deze problemen eveneens voor.
Original language | Dutch |
---|---|
Publisher | Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V., AGV |
Number of pages | 19 |
Publication status | Published - Feb 2004 |