Abstract
In de anjerteelt zijn de anjerspintmijt (Tetranychus cinnabarinus) en de californische trips (Frankliniella occi-dentalis) de twee belangrijkste plagen. Vanwege de gewasopbouw van anjer en de levenswijze van spint en trips zijn deze plagen met een bespuiting moeilijk te bestrijden. De ervaring tot nu toe is dat natuurlijke vijanden onvoldoende effect hebben op de bestrijding van spint en trips. In een kasproef zijn 6 roofmijten ingezet voor de bestrijding van spint en trips. Het ging hier om de soorten: Euseius ovalis, Typhlodromips swirskii, Amblyseius andersoni, Amblyseius cucumeris, Ty-plodromalus limonicus en Phytoseiulus persimilis. De 7de soort, Amblyseius barkei, werd halverwege de proef ingezet. Bij het onderzoek werd gekeken naar welke roofmijten zich in het gewas konden vestigen zonder dat de plaag aanwezig was. Zo’n roofmijt zou lang een hongerperiode kunnen overbruggen of hij weet gebruik te maken van plantafscheidingen of nectar van de plant. Na 3 weken werden er bij tellingen in het gewas nau-welijks roofmijten teruggevonden. Bij deze proefopzet werd niet aangetoond dat één van de getoetste roofmijten in staat is geweest zich zonder prooi in het gewas te vestigen.
Original language | Dutch |
---|---|
Place of Publication | Aalsmeer |
Publisher | Praktijkonderzoek Plant & Omgeving |
Number of pages | 27 |
Publication status | Published - 2005 |
Keywords
- dianthus
- frankliniella occidentalis
- tetranychus cinnabarinus
- plant pests
- plant protection
- natural enemies
- thrips
- greenhouse horticulture