TY - BOOK
T1 - Bestrijding van Verticillium in de bodem : in de teelt van laanbomen (klei) en rozen (zand)
AU - Hiemstra, J.A.
AU - van der Sluis, B.J.
N1 - PPO projectnummer 3236074500 / PT nr 1352101
PY - 2014
Y1 - 2014
N2 - 1 Samenvatting en conclusies
De in dit rapport beschreven experimenten werden opgezet om een aantal nieuwe methoden (alternatieven voor chemische bodemontsmetting) te testen op hun werkzaamheid voor wat betreft bestrijding van Verticillium dahliae (Vd) en daarnaast ook nematoden (Pratylenchus penetrans: Pp) in de bodem. De aandacht ging daarbij m.n. uit naar biologische grondontsmetting (BGO) en in mindere mate naar biofumigatie (Biofum) omdat op basis van beschikbare ervaringen en literatuur de verwachtingen van de eerste methode het hoogst waren. Op twee proeflocaties (Randwijk: klei, Vredepeel: zand) werden twee veldexperimenten opgezet waarbij beide methoden in een aantal herhalingen werden vergeleken met enkele andere methoden en controlebehandelingen.
Op het proefveld op een zandbodem bleek het effect van BGO even sterk of zelfs nog beter dan dat van natte grond ontsmetting, gemeten aan de hoeveelheid Vd en Pp in de bodem na behandeling. Ook Biofum had op zandgrond een zeer sterk bestrijdingseffect, zij het iets minder dan BGO. Dat het effect van beide methoden niet zichtbaar werd in een verminderde aantasting door Verticillium van het testgewas roos (in vergelijking met de niet behandelde veldjes) komt waarschijnlijk doordat voor de proef in Vredepeel op verzoek van de Begeleidingscommissie gebruik is gemaakt van het in de praktijk veel gebruikte ras ‘Pfänder”. Dit ras bleek onder de omstandigheden op het proefveld, ook op de niet behandelde veldjes, ondanks de hoge inoculumdruk van zowel Vd als Pp, in de twee jaar van het experiment weinig zichtbaar zieke planten te geven.
In het proefveld op kleigrond hadden beide methoden veel minder effect, zeker wat betreft de hoeveelheid Vd in de bodem. Weliswaar was het aantal zieke planten in het testgewas esdoorn (A. platanoides) na BGO het laagst, maar de verschillen tussen de behandelingen bleken statistisch niet significant en in de twee groeiseizoenen na de behandeling werd nog een substantieel deel van de planten ziek. De oorzaak van de mindere werking van BGO (en Biofum) op een kleibodem is niet geheel duidelijk, mogelijk heeft het echter te maken met verschillen in de poriënstructuur waardoor deze vrij zware kleibodem veel moeilijker doordringbaar was voor de bij de toepassing van BGO en Biofum gevormde toxische producten. Over het algemeen werkt chemische grondontsmetting op kleigronden sowieso minder goed dan op zandgrond. Dit wordt ook in dit experiment geïllustreerd door het feit dat natte grondontsmetting een beperkte werking had.
Een opvallende waarneming ten slotte was dat niet alle door Vd geïnfecteerde esdoorns duidelijke bladsymptomen ontwikkelen. Bij een deel van de bomen bleek de schimmel aanwezig in het hout van de stam zonder zichtbare uitwendige symptomen. Waarneming van bladsymptomen alleen kan dus een onderschatting van het aantal geïnfecteerde bomen geven.
Een tweede, voor de teelt interessante waarneming, is dat toepassing van BGO zeker geen negatief effect op de groei van het daarna geteelde gewas heeft. Hoewel de verschillen statistisch niet significant waren, waren de planten op de met BGO behandelde veldjes zowel op zand als op klei bij de sterkste groeiers.
Tot slot werd een beperkte praktijkproef met BGO uitgevoerd bij een laanboomkweker op zandgrond. De resultaten hiervan vormen een sterke aanwijzing dat BGO in de teelt van laanbomen op zandgrond het optreden van Verticillium sterk kan beperken. In het met BGO behandelde blok was het aantal A. platanoides met symptomen circa 50% lager dan in het referentieblok. Voor een betere onderbouwing van dit effect is het echter nodig om BGO op grotere schaal, onder meer optimale omstandigheden in de praktijk te testen. Daarbij kan dan ook meer aandacht geschonken worden aan de economische haalbaarheid en de praktische inpasbaarheid in de bedrijfsvoering. Een praktijknetwerk wat zich hier op richt is inmiddels van start gegaan.
AB - 1 Samenvatting en conclusies
De in dit rapport beschreven experimenten werden opgezet om een aantal nieuwe methoden (alternatieven voor chemische bodemontsmetting) te testen op hun werkzaamheid voor wat betreft bestrijding van Verticillium dahliae (Vd) en daarnaast ook nematoden (Pratylenchus penetrans: Pp) in de bodem. De aandacht ging daarbij m.n. uit naar biologische grondontsmetting (BGO) en in mindere mate naar biofumigatie (Biofum) omdat op basis van beschikbare ervaringen en literatuur de verwachtingen van de eerste methode het hoogst waren. Op twee proeflocaties (Randwijk: klei, Vredepeel: zand) werden twee veldexperimenten opgezet waarbij beide methoden in een aantal herhalingen werden vergeleken met enkele andere methoden en controlebehandelingen.
Op het proefveld op een zandbodem bleek het effect van BGO even sterk of zelfs nog beter dan dat van natte grond ontsmetting, gemeten aan de hoeveelheid Vd en Pp in de bodem na behandeling. Ook Biofum had op zandgrond een zeer sterk bestrijdingseffect, zij het iets minder dan BGO. Dat het effect van beide methoden niet zichtbaar werd in een verminderde aantasting door Verticillium van het testgewas roos (in vergelijking met de niet behandelde veldjes) komt waarschijnlijk doordat voor de proef in Vredepeel op verzoek van de Begeleidingscommissie gebruik is gemaakt van het in de praktijk veel gebruikte ras ‘Pfänder”. Dit ras bleek onder de omstandigheden op het proefveld, ook op de niet behandelde veldjes, ondanks de hoge inoculumdruk van zowel Vd als Pp, in de twee jaar van het experiment weinig zichtbaar zieke planten te geven.
In het proefveld op kleigrond hadden beide methoden veel minder effect, zeker wat betreft de hoeveelheid Vd in de bodem. Weliswaar was het aantal zieke planten in het testgewas esdoorn (A. platanoides) na BGO het laagst, maar de verschillen tussen de behandelingen bleken statistisch niet significant en in de twee groeiseizoenen na de behandeling werd nog een substantieel deel van de planten ziek. De oorzaak van de mindere werking van BGO (en Biofum) op een kleibodem is niet geheel duidelijk, mogelijk heeft het echter te maken met verschillen in de poriënstructuur waardoor deze vrij zware kleibodem veel moeilijker doordringbaar was voor de bij de toepassing van BGO en Biofum gevormde toxische producten. Over het algemeen werkt chemische grondontsmetting op kleigronden sowieso minder goed dan op zandgrond. Dit wordt ook in dit experiment geïllustreerd door het feit dat natte grondontsmetting een beperkte werking had.
Een opvallende waarneming ten slotte was dat niet alle door Vd geïnfecteerde esdoorns duidelijke bladsymptomen ontwikkelen. Bij een deel van de bomen bleek de schimmel aanwezig in het hout van de stam zonder zichtbare uitwendige symptomen. Waarneming van bladsymptomen alleen kan dus een onderschatting van het aantal geïnfecteerde bomen geven.
Een tweede, voor de teelt interessante waarneming, is dat toepassing van BGO zeker geen negatief effect op de groei van het daarna geteelde gewas heeft. Hoewel de verschillen statistisch niet significant waren, waren de planten op de met BGO behandelde veldjes zowel op zand als op klei bij de sterkste groeiers.
Tot slot werd een beperkte praktijkproef met BGO uitgevoerd bij een laanboomkweker op zandgrond. De resultaten hiervan vormen een sterke aanwijzing dat BGO in de teelt van laanbomen op zandgrond het optreden van Verticillium sterk kan beperken. In het met BGO behandelde blok was het aantal A. platanoides met symptomen circa 50% lager dan in het referentieblok. Voor een betere onderbouwing van dit effect is het echter nodig om BGO op grotere schaal, onder meer optimale omstandigheden in de praktijk te testen. Daarbij kan dan ook meer aandacht geschonken worden aan de economische haalbaarheid en de praktische inpasbaarheid in de bedrijfsvoering. Een praktijknetwerk wat zich hier op richt is inmiddels van start gegaan.
KW - straatbomen
KW - houtachtige planten
KW - rozen
KW - gewasbescherming
KW - biologische grondontsmetting
KW - verticillium dahliae
KW - pratylenchus penetrans
KW - proeven op proefstations
KW - vergelijkend onderzoek
KW - methodologie
KW - street trees
KW - woody plants
KW - roses
KW - plant protection
KW - biological soil sterilization
KW - verticillium dahliae
KW - pratylenchus penetrans
KW - station tests
KW - comparative research
KW - methodology
M3 - Report
BT - Bestrijding van Verticillium in de bodem : in de teelt van laanbomen (klei) en rozen (zand)
PB - Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
CY - Lisse
ER -