Nationaal Referentielaboratorium voor dierlijke eiwitten (WOT-02-004-001, WOT-02-004-018)

Ziekteoverdraging

Fragmenten van dierlijke oorsprong in diervoeders verhogen significant het risico op de overdracht van bestaande ziektes zoals Boviene Spongiforme Encefalopathie (BSE of gekkekoeienziekte) en de ontwikkeling van nieuwe ziektes. Het voorkomen van nieuwe ziekteontwikkeling veroorzaakt door herhaalde blootstelling van dieren aan dierlijke eiwitten is een belangrijke NRL-taak.

BSE verspreidt zich vooral door het recyclen van dierlijke resten tot ingrediënt voor diervoeding, vooral tot voer voor herkauwers. De prionen die BSE veroorzaken, kunnen zich bevinden in vele types dierlijke producten, daarom is het opsporen van dierlijke fragmenten in diervoeders de belangrijkste stap in het voorkomen van de overdracht. Verder zijn er diverse voederverboden opgelegd om het besmettingsrisico te minimaliseren en zijn er monitorprogramma’s ingericht om het verbod te handhaven.

Dierlijke eiwitten

Naast de taak als NRL is WFSR ook het officiële controlelaboratorium voor dierlijke eiwitten in Nederland. Wij controleren diervoeders op de aanwezigheid van fragmenten van dierlijke oorsprong, zoals bot, spier, haar, veer, graat, etc. en wij delen deze resultaten met de bevoegde autoriteit, de NVWA.

Officiële methoden

Er zijn meerdere officiële methoden die elkaar ondersteunen, vastgelegd om te controleren op dierlijke eiwitten. Visuele technieken, voornamelijk microscopisch onderzoek, zijn de primaire methoden voor het aantonen van de aanwezigheid van botfragmenten, maar ook van spiervezels, haren, filamenten van veren en visgraten. Deze methoden worden ondersteund door DNA-detectie en -identificatie (PCR) en proteïnedetectie (immuno-assays).