Research output per year
Research output per year
Project: LVVN project
Het overkoepelend doel van dit project was, derhalve, een aanvullende ‘kentallen’ maatschappelijke kostenbaten analyse (Kentallen MKBA Mk.2) uit te voeren ter inschatting van de orde groottes van de economische kosten en baten van herijkte varianten voor de aanwijzing van windenergiegebieden voor de periode 2040-2050, teneinde de politieke besluitvorming te helpen onderbouwen. Voor de aanpak werd uitgegaan van de methodologie ontwikkeld in Strietman et al. (2019[1]) en toegepast in de Kentallen MKBA Mk.1 (Roebeling et al., 2020[2]), aangevuld met additionele kostenschattingen voor relevante mitigatie/compensatie maatregelen. Data en informatie waren, daarbij, afkomstig van eerdere studies, parallelle studies (b.v. BLIX, TNO en WEcR), Ministeries (b.v. EZK en LNV) en stakeholders. De economische effecten voor de startsituatie (2017) en de (6) herijkte varianten voor de aanwijzing van windenergiegebieden (2040-2050) op de Noordzee werden berekend aan de hand van economische indicatoren (zoals productiewaarde, toegevoegde waarde, werkgelegenheid en mitigatie/compensatie kosten). De focus lag daarbij op het vergelijken van de varianten onderling, en minder op het vergelijken van de varianten met de uitgangssituatie.
De te vergelijken (6) herijkte varianten voor de aanwijzing van windenergiegebieden (2040-2050) op de Noordzee, waren gebaseerd op acht wind-op-zee (WOZ) zoekgebieden (zoals gebruikt in de Kentallen MKBA Mk.1) en een drietal nog onbenutte delen van reeds aangewezen WOZ zoekgebieden. Een variant is een bepaalde selectie van, naar verwachting, 4 of 5 WOZ zoekgebieden, die samen optellen tot minimaal 27 GW. Indien binnen een variant de WOZ zoekgebieden optelden tot meer dan 27 GW, dan was er schuifruimte in de ruimtelijke invulling van de WOZ zoekgebieden – hetgeen leidde tot 3 sub-varianten.
Op basis van de resultaten van de Kentallen MKBA Mk.1 alsmede de hier te vergelijken (6) herijkte varianten voor de aanwijzing van windenergiegebieden (2040-2050) op de Noordzee, zijn in deze analyse de volgende Noordzeegebruiksfuncties meegenomen: windenergie, scheepvaart en visserij. De ruimtelijke afbakening voor het berekenen van de economische effecten was het Nederlands Continentaal Plat (NCP).
Dit resulteerde in i) presentaties voor het Interdepartementaal projectteam aanwijzing windenergiegebieden, de Projectgroep Programma Noordzee en de Expertwerkgroep aanwijzing windenergiegebieden, ii) een notitie met de gehanteerde methode en verkregen resultaten (voor de 6 herijkte varianten); en iii) onderzoeksrapport met gedetailleerde beschrijving van de gehanteerde bronnen, aannames en methode alsmede uitwerking van de resultaten.
[1] Strietman, W.J., K.G. Hamon & A. Mol (2019). De economische effecten van twee toekomstscenario's voor de Noordzee. Rapport 2019-080, Wageningen Economic Research, Wageningen, Nederland. URL: https://doi.org/10.18174/495958.
[2] Roebeling, P.C., Strietman, W.J., Jongbloed, R., et al. (2020). De economische en ecologische effecten van inrichtingsvarianten voor de Noordzee tot 2040-2050. Rapport 2020-XXX, Wageningen Economic Research, Wageningen, Nederland. URL: https://xxxx.
Status | Finished |
---|---|
Effective start/end date | 1/09/20 → 31/12/20 |
Research output: Book/Report › Report › Professional