Gedrag meerval rondom waterkrachtcentrales 2024 (fiche) (BO-43-225-007, BO-43-119.01-064)

Zowel Rijkswaterstaat als het ministerie van LNV hebben aangegeven behoefte te hebben aan kennis m.b.t. het effect van de Europese meerval op beleidsrelevante soorten rondom migratieknelpunten. Expliciet is de vraag in welke mate beleidsrelevante soorten zoals trekvissen (aal, zalm, zeeforel en zeeprik) en invasieve exoten (wolhandkrabben, Ponto-Kaspische grondels en rivierkreeften) worden gepredeerd, hoe zich dit verhoudt tot het aanbod van deze soorten en of meervallen hun gedrag aanpassen aan de aanwezigheid van deze soorten tijdens de verschillende migratieperiodes bij de waterkrachtcentrale van Lith aan de Maas.

 

Het is gewenst om een actueel inzicht te verkrijgen in het effect van de Europese meerval op de beleidsrelevante vissoorten. Dit is gewenst omdat tegelijk sprake is van beleid ter bescherming van trekvissen, beleid ter bescherming van de Europese meerval en maatregelen rondom de bestrijding van invasieve exoten. Het is daarom gewenst om een beeld te verkrijgen in hoeverre de Europese meerval de geschetste inzet op behoud en herstel van trekvissen en de bestrijding van invasieve exoten zou kunnen beïnvloeden aan de hand van gedrag en maaginhouden rondom migratieknelpunten.

 

Om dit in te schatten, zullen de maaginhouden van meerval gedurende vier perioden worden onderzocht; in maart/april tijdens de zalm/zeeforel smolt migratie, in juni/juli tijdens de zeeprik migratie en in augustus wanneer we geen migratiepiek van deze soorten verwachten als referentie en in september/oktober tijdens de schieraalmigratie. Daarnaast zal aan de hand van fuikvangsten ook het relatieve aanbod van beleidsrelevante trekvissoorten geschat worden om de impact van de predatie te kunnen duiden.  

 

Meervallen zullen gezenderd worden met Vemco/Innovasea zenders en zullen gedetecteerd worden door een netwerk van ontvangers dat in 2023 geplaatst is. Dit heeft als doel om het gedrag van de meervallen in kaart te brengen en om te zien of zij hun gedrag aanpassen aan de aan-/afwezigheid van beleidsrelevante trekvissoorten.